Verzamelde werken. Deel 1. Verzamelde gedichten. Deel 1. Verzen. De belijdenis van de stilte. Voorbij de wegen(1948)–A. Roland Holst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] Verlangen's Droom Zouden, bij het opengaan der wijde poorten van den jongen zomerdag naar de glanzenwemelende weiden en de troon van ochtend's klaar gezag, wij de drempel had in hand beschrijden elk met de eigen sprakelooze lach? En als van de zonombrande lusten van den dag de laatste de oogen sloot, zouden, kind, dan onze moegekuste dicht aaneengevlijde hoofden rusten in het schemerkoel van avond's schoot? rusten in haar schoot met open oogen, voelen hoe haar hand ons streelend raakt, onbewust en aarzelend bewogen door de wijde mijm'ring waar haar hoog en door geen zucht bewogen hoofd in waakt. Tot ten laatst naar ons met zuchtontheven glimlach zich terneerbuigt haar gezicht, als een vrouw, droomend naar vreemder leven, uit haar mijmeringen, zuchtend even, zich weer neigt tot een beminde plicht. O, te waken tot onze oogen doven in de schaduw van haar dalend hoofd, in haar liefde veilig te gelooven onze liefde en naar haar zijn daarboven heffen ons tezaamgevouwen loven waar haar adem het tot droomen dooft... [pagina 82] [p. 82] Zouden, als de sterdoorklaarde wijde luister van den hoogen zomernacht over de gedoofde pracht der weiden welft de koepel van zijn koeler pracht, onze maanomvloeide, saamgevlijde hoofden sluimren onder de gewijde wake van der sterren volle wacht? Vorige Volgende