Verzamelde werken. Deel 1. Verzamelde gedichten. Deel 1. Verzen. De belijdenis van de stilte. Voorbij de wegen(1948)–A. Roland Holst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] 4 [pagina 66] [p. 66] Aan zee I 'k Zal wel nimmer kunnen zingen wat de zee zong om ons zwijgen toen de verste schemeringen deinsden naar gedoofd verschiet; maar uw teederheid zal luistren en zich luistrend naar mij neigen: wat de zee zong zal ik fluistren en de stilte zij mijn lied. En mijn stilte zult gij hooren als mijn fluistring, die nog Smart, is uitgerimpeld en verloren in haar blanke diep - Als gij eenzaam zijt en nergens in de luidheden uw hart is zal het zijn of mijn stem ergens in den nacht u riep. Toen ik met u aan het strand kwam woei er de eenzaamheid ons tegen; daarom, wijl mijn hand uw hand nam, waart gij zonder schroom; en wij wisten: 't was voor even - daarom hebben wij gezwegen, en het even werd een leven, en het leven droom. [pagina 67] [p. 67] En de zee zong om ons henen dat wij allen eenzaam zwerven en elkaar wat zachtheid lenen moeten, en een weinig rust in de liefdewaan, die warme zachte sluimring van ons derven, en toen, in elkanders armen, hebben wij elkaar gekust. En de zee bleef ruischend zingen toen wij elk gescheiden gingen... zang die boven vreugde en smart is, uit haar verste schemeringen waar de zon in sliep. 'k Ben nu eenzaam, maar wijl nergens in de luidheden mijn hart is weet ik dat uw weemoed ergens heeft gehoord dat mijn weemoed u riep. Vorige Volgende