Het ongeduld van hart en wil
DE terugblik, iets als een heimwee zelfs, naar die wereld van kathedralen, burchten en gilden, die van een zooveel dichter en warmer samenhang schijnt te getuigen dan onze wereld, deed velen, als het ware, ontwaken tot den droom van een nog mogelijke samenhang der geestelijke en maatschappelijke waarden in de toekomst, tot den droom, inderdaad, van een nieuwe maatschappij.
Waar deze droom echter niet - gelijk de volkomen droomen die vleesch kunnen worden - kwam van boven den schedel of van onder den navel, doch uit een verlangen grootendeels geboren uit - al of niet juist - historisch bewustzijn, ontwikkelde hij aanstonds een speculatieve functie, en werd, hoewel niet onbezield, theoretisch. En de theorie wakkert het hart van den kunstenaar aan met het energieke ongeduld van den wil, omdat zij van de hersens is, en dwingt de woorden of de lijnen, waarin het hart zich uit, tot een strakheid van betoog of stijl, die, ontijdig zijnde, nooit gelijk die van het kristal, een organische strakheid kan zijn.
Is het in den kunstenaar niet het hart dat den wil aanwakkert, dan zal het werk - te zeer ontstaan onder toezicht en bemoeizucht der theoretische gedachte - nooit dien afstand van de leerzaal en de pers kunnen bewaren, dien het leven, hevig of teeder, der ziel behoeft.