Het marxisme
ACHTERAF zie ik steeds duidelijker, wat het mij, een kwart eeuw geleden, onmogelijk maakte, die samenhang van kunst met socialisme te erkennen, die toen door enkelen der besten met vreugde voorspeld werd. Hoezeer de samenleving toen reeds den eenling in mij versterkte, afkeer van wat men gemeenschapsgevoel noemt, was het niet. Wel was het een toen nog maar vaag besef, dat een menschelijke gemeenschap, welke ook, van wortels tot kruinen voor alles bepaald wordt door wat - onder en boven haar - machtiger is dan zij, een besef, dat tot die diepere waarheden behoort, waar de meer tijdelijke optimismen, willen zij iets tot stand brengen, doof en blind voor moeten zijn. Een wezenlijke - doch wellicht tijdelijk doelmatige - onjuistheid van de Marxistische leer was, dat zij de gemeenschap niet enkel als het bosch zag, doch er ook den grond onder het bosch toe rekende - want die was haar het geheel der economische verhoudingen - en dat zij door dit verkeerd en de bemoeizucht prikkelend begrip van wat de grond was, het uitspansel boven het bosch verwaarloosde. Vergeleken althans bij het socialisme van Morris, begon, door de veel onmiddellijker kansen die overleg en ingrijpen thans schenen te krijgen, het accent zich van geluk te verleggen naar macht, van verlangen naar begeerte, waardoor de hoop als het ware bijziende werd, haastig berekenend, en de teleurstellingen nauwer verwant aan wrok dan aan vruchtbaarheid.