zij zullen ook willen betoogen, want het verstand, kijkend door glazen die geen droom doorlaten, is, hoe sterk ook, nooit lenig genoeg voor het edeler spel. Als geen woorden meer volstaan zullen zij tot daden komen. Er was er maar een, die zelfs in zijn betoogen en in zijn daden nog de droomer kon blijven, ‘the Happiest of the Poets’, William Morris, die het leven van dat nieuwe land in zijn huis zelf wilde beginnen; op samenkomsten stond hij er van te vertellen, en zijn helder leven lang liep hij klaar wakker te droomen van zijn ‘Earthly Paradise’. Hij was de laatste edele gelukzoeker. Na hem kon dit niet meer. De heldere droom van het geluk moest óf geknecht en verminkt worden door de betoogende en berekenende aanspraak op macht, óf ontzenuwen binnen den omheinden schemer van een zielige ethiek: hij werd vermorzeld in de krant, of verkommerde in de hut.
Toch, al was 't dan niet helder meer, bleven de dichters van dat Land van Hart's Begeerte zingen, hoezeer ook hun blootgestelde leven verward, beproefd, en vaak bevlekt werd door het gedrang van een menigte, die hun hart hielp oproepen. Wij dichters, geboren in een later tijd met andere inzichten, veroordeelen deze beproefden vaak al te uitsluitend naar de daden van hun verwarring. Wij zouden òf de dichters willen zijn van dat andere land van Ziel's Verlangen en wilden wel door deze wereld gaan, helder als verklaarde vijanden; òf wij willen de dichters zijn van dit (het volle?) leven, en willen niet weten, dat dit een tijd is, waarin de geest moet kiezen, en dat de stoel waarop ‘Gentle Will’ in de taveerne zat te praten