Verzamelde werken. Deel 2. Verzamelde gedichten. Deel 2. De wilde kim. Een winter aan zee. Onderweg. Tegen de wereld. In ballingschap(1948)–A. Roland Holst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] De drie broeders I De Verlatene De wind en het grauwe weer gaan over mijn hart, en ergens over een dak waar ik heb bemind; de winter wordt koud, en de struiken zijn al zwart - over een plek waar mijn graf zal zijn gaat de wind. Ik zou vuur maken als zij hier weer bij mij kwam als eens in dat oud verhaal van haar en van mij; maar nu sta ik, stil en denkende, bij het raam - de winter wordt koud; de jaren gingen voorbij. [pagina 10] [p. 10] II De Zwerver Wat is gebleven van dit oud leven dat leeg en vlagend is, dan soms, in een mist tusschen zee en land over een strand gaande verlaten, luid alleen praten uit een gevoel wild, zonder doel: grootspraak verheven over een leven dat ik nooit kende tot een beminde die ik nergens vond, en soms, op den grond hurkend, gevallen, tot haar en allen die ik niet vinden kan een mompelen, en dan - later - beluister ik der menschen geluk aan de ramen van hun woningen -... maar gedroomde koningen roepen mij her en der door de wereld verder. [pagina 11] [p. 11] III De Eenzelvige Laat in een middag van het najaar en gebogen zit hij; dan schrikt hij op en blijft hij staren in een hel kristal tusschen de ramen en zijn oogen, tot hij zichzelf benaderd voelt en aangezien, en een geheime tijding - nergens ondervangen in 't alom eeuwenoud beleg van wind en weer - doorkomt tot in dat huis van heimwee en verlangen: een geest, die prevelende met hem samenzweert tegen de woorden van de wereld, en het duister maakt in de kamer, en dan, suizende, een hand uitsteekt, en hem aanraakt, en spreekt, dat hij weer luistere naar de taal, die hij zelf sprak, eens, in een ander land. Vorige Volgende