Geest, fabriek en navel
TEN deele althans zou men eerst in het historisch materialisme en later in de psycho-analyse een verzet kunnen zien van den geest tegen theosophie, boeddhisme, ethische philosophie, die gansche troostwereld van klagelijk optimisme en idealistische tuberculose, waarbinnen de niet manbaren hun ziel tegen het despotisch imperialisme der wetenschap trachten te beveiligen. Inderdaad schijnt de geest, waar zij de eigen werken en hunne verhoudingen als enkel een gevolg der economische toedracht wil zien en de droomen der ziel in het lichaam verwijst naar de geslachtsdrift, in bitse willekeur een verbond te sluiten met Fabriek en Navel. Voor zoover dit verbond de niet manbaren onthutst en verwart, en - door het verbond met den Navel althans - de op dubbelzinnigheid belusten onder hen zelfs aantrekt (verlieven sommige bleekzuchtige vrouwen zich niet bij voorkeur op kermisathleten?) zou men geneigd zijn dit alles niet zonder een zeker leedvermaak te beschouwen. Het speelt zich echter steeds af binnen muren, of dit dan de muren zijn van fabriek, vergaderzaal of religieus boudoir, en wie zich, wil hij weten hoe hij zich tot het leven verhoudt, liever buiten waagt, komt wel tot de erkenning, dat de mensch ouder is dan zijn werktuigen, en als hij zich blootstelt aan wind en weer,