Die dag is de eerste Paasdag.
Dan loopt Opoe naar boer Breebaart, die een klein eindje van haar af woont. En dan rijdt ze met boer Breebaart naar de kerk in Schagen. En bij de kerk, daar ziet ze Moeder. Want ook Moeder gaat alle eerste Paasdagen naar de kerk. En dan lopen ze samen, arm in arm, naar de Klaverwei. Weer of geen weer, alle eerste Paasdagen komt Opoe naar Schagen. Dat is een gewoonte van jaren en dat zal een gewoonte blijven, zolang Opoe leeft. Laten we hopen, dat Opoe nog lang zal leven!
En kijk eens aan: vandaag is er nòg iemand van de partij! Naast Opoe en Moeder loopt Sander! Jazeker, Sander! De oudste zoon van de Klaverwei heeft van zijn bazen in Hoorn een kleine vacantie gekregen, een vacantie van vier dagen. Gisteren is Sander gekomen, op de fiets, en Dinsdagavond gaat hij weer weg. En nu is Sander met Moeder meegegaan naar de kerk. Dan kan hij meteen Opoes klepmandje dragen. Dat klepmandje... dat is soms aardig zwaar, hoor!
Ouwe Jacob staat op.
Hij gaat naar 't openstaande keukenraam.
‘Ze zijn er, Neel,’ zegt hij.
En wat hij verder had willen zeggen, dat laat hij maar onuitgesproken, want door dat open raam komt hem een lekkere koffiegeur tegemoet. En hij ziet een hele rij kopjes, met de suiker er al in, op 't aanrecht staan. Een kannetje room staat er bij.
Ouwe Jacob knikt goedkeurend. En hij gaat de tuin in, om Vader en Henk te waarschuwen.
Een kwartier later zit 't hele grote gezin om de tafel. En nou begrijpt ieder, hoe 't komt, dat Opoes klepmandje vandaag zo zwaar was.
Annemarietje, Koosje en Klaasje hebben ieder een mandje met een suikeren kip voor zich op de tafel staan.
Kees, Wim en Greetje hebben een zak met suikeren Paaseitjes gekregen.
Henk en Sander een groot chocolade ei.