De jongeheer gaat niet weg.
Hij haalt nog twee centen uit zijn zak en gooit die op de toonbank neer.
‘Nog twee keer, Mietje,’ zegt hij.
En meteen snort de wijzer alweer in 't rond.
‘De kikker....,’ zegt Wim zachtjes in zichzelf, voor de honderdste keer. ‘De kikker.... de kikker....’
Hij hééft toch een kans!
Al is die kans dan niet zo groot!
Och, die Wim.... 't Is alwéér mis. Even vóór de kikker blijft de wijzer staan, bij een bruine caramel.
En de derde keer draait Wim twee ulevellen, met papiertjes er om, een rode en een gele.
‘Alsjeblieft, jongeheer,’ zegt Mietje, terwijl ze Wim zijn spullen over reikt en op de open plaatsen twee zuurballen en een brokje kaneelstaaf neerlegt. ‘Alsjeblieft, jongeheer. Dag jongeheer!’
En voor de tweede maal schuifelt ze naar haar kamer terug.
Nee!
Nòg gaat Wim niet weg!
Hij kijkt naar Mietje.
Hij kijkt naar het draaibord.
Die kikker.... die fijne grote dure kikker.... hij wil 'm winnen!
Hij steekt zijn hand in zijn zak.
Hij haalt er een stuiver uit.
Een stuiver....
‘Nog vijf keer, Mietje,’ zegt hij met een rare hoge stem. 't Is net, of hij een beetje staat te huilen.
‘Jongeheer,’ zegt Mietje onverschillig, terwijl ze de stuiver in 't geldlaatje schuift.
Wim draait alweer.
Wat wint hij?
Twee smalle reepjes chocola, nòg een caramel, twee toverballen en vijf katjesdropjes.