Jansje is de buurvrouw van Daantje en de moeder van Klaasje. Met groote stappen komt ze naderbij.
‘Luister toch eens!’ roept ze luid. ‘Luister toch eens, Dieuwertje en Sientje. Die rare dief heeft mijn Klaasje ook te pakken gehad. Denk eens aan: hij heeft zijn handen op Klaasjes oogen gelegd. En toen heeft hij Daantjes stem nagemaakt. En toen vroeg hij: Wie ben ik?’
‘Och, och,’ zegt Dieuwertje, ‘wat zal het kind geschrokken zijn!’
‘Dat zeg je wèl, Dieuwertje,’ zegt Jansje. ‘Hij kwam huilend thuis. En hij wou de straat niet meer op.’
‘Het arme wurm...,’ zegt Sientje hoofdschuddend.
‘Maar waar is die leelijke dief nou?’ vraagt Dieuwertje. ‘Heeft Swadde hem al gepakt? Weten jullie er wat van?’
De molenaar komt naderbij.
Hij heeft de vraag van Dieuwertje gehoord.
‘Swadde zoekt hem,’ zegt hij. ‘En de burgemeester zoekt mee. Ik hoorde het zoopas van Hendrik den klepperman.’
‘Ik hoop, dat ze hem gauw te pakken krijgen,’ zegt Sientje.
‘Ik ga meteen mijn natte wasch van de lijn