| |
| |
| |
VIII
Politieke bedrijvigheid in de Belgische senaat
(Parlementaire annalen)
1922
457.
Zitting van 6 April 1922. Blzz. 532-535.
1.
Een bekrimping van de uitgaven mag niet ten nadele van de geestelijke vorming van onze intellectualiteit uitvallen: ‘Les dépenses nécessaires pour assurer notre avenir intellectuel sont sacrées, et c'est par là que nous pourrons faire peut-être de ce pays, une humanité plus forte et plus belle.’
2.
Onze voortdurende bekommernis moet naar de vorming van de elites gericht zijn. Vandaar dringt zich de noodzakelijkheid op, de weddeschalen van de hogeschoolprofessoren en de docenten alsmede hun beider ambtsverplichtingen aan een grondige herziening te onderwerpen, wil men het zuiver wetenschappelijke werk in ons land niet in het gedrang brengen. ‘Il faudrait permettre aux savants qui font réellement progresser la science de se consacrer tout entiers à leurs recherches, sans devoir être absorbés par trop de besognes professionelles. On servirait ainsi un intérêt supérieur: l'intérêt de la science même.’
3.
Een wijziging in het verlenen van steun aan de kunstenaar dringt zich eveneens op: het stelsel van aanmoedigingstoelagen en driejaarlijkse prijzen aan kunstenaars is totaal verkeerd - ‘les encouragements n'ont jamais rien produit. Ils ne profitent qu'aux faibles et aux demi-talents, aux intrigants et aux arrivistes.’ Het enig logisch stelsel is de uitgave van degelijk werk mogelijk te maken: ‘l'état doit encourager la production littéraire, mais non le producteur’.
| |
| |
4.
Van belang is het volgend getuigenis: ‘j'aurais aimé m'exprimer en ma langue maternelle, le flamand, il m'en coûte beaucoup de ne pas le faire; mais le point de vue pratique l'a emporté sur le principe: je désirais être compris de tous.’
| |
1923
458.
Zitting van 13 Maart 1923. Blzz. 674-681.
1.
Uiteenzetting van de redenen, waarom de vervlaamsing van de Gentse Hogeschool zich opdringt.
Ofschoon de vervlaamsing van de Gentse Hogeschool slechts één der elementen van het sociaal probleem in Vlaanderen is, toch is ze er een gewichtig element van: ‘la question de l'université flamande représente pour nous une étape nécessaire dans la voie démocratique.’
De overgrote meerderheid van de Vlaamse bevolking, tot bewustzijn gekomen, ziet de noodzakelijkheid van een intellectuele elite in en verlangt derhalve de vervlaamsing harer hogeschool, die zich aanpassen moet aan de functie die ze in onze huidige maatschappij te vervullen heeft.
2.
Onderzoek en verwerping van enkele der gretigst aangehaalde opwerpingen tegen de vervlaamsing der Gentse Hogeschool.
a) | De vervlaamsing zal ons niet verwijderen van het internationaal geestesleven. Integendeel! ‘Nous voulons, nous, que la base soit flamande, qu'elle soit bien flamande, parce que, cela, c'est nous-mêmes. Mais plus cette base sera solide, mieux nous pourrons accueillir les courants internationaux de la pensée.’ |
b) | Het Frans is geen machtiger beschavingsinstrument dan het Nederlands. ‘Dans tous les pays, le plus puissant instrument de civilisation, c'est la langue que la population comprend.’ |
c) | Onze wetenschappelijke bedrijvigheid zal door de vervlaamsing van de internationale weten- |
| |
| |
| schappelijke werkzaamheid niet afgescheiden zijn. ‘Il y a moyen de concilier les devoirs nationaux et les devoirs internationaux du savant’ (vgl. Nederland!). |
3.
Onderzoek van de wijze waarop de vervlaamsing zich het gunstigst voltrekken kan: alléén door de vervlaamsing van de te Gent bestaande universiteit is recht en gelijkheid aan het Vlaamse volk te verlenen. ‘La flamandisation de l'Université de Gand n'est pas contraire à la liberté et n'est pas préjudiciable à l'unité nationale.’
De oprichting van een Vlaamse naast de Franse Hogeschool te Gent is om talrijke redenen onvoorwaardelijk te verwerpen. Vermelden we slechts een verhoging van het reeds voor ons land aanzienlijk aantal universiteiten, een stijging van de uitgaven, de moeilijkheden voor de vereiste wetenschappelijke uitrusting en voor de aanstelling van een wetenschappelijk leraarskorps, de voor de Vlaamse Hogeschool, althans in hare eerste jaren, noodlottige concurrentie vanwege de gevestigde Franse Hogeschool.
| |
1924
459.
Zitting van 22 Juli 1924. Blz. 1242.
Spreker verdedigt de instandhouding van de huidige inrichting van de Koloniale Hogeschool te Antwerpen, mits algehele aanpassing aan de culturele taak die ze volbrengen moet, want beter dan de gewone universiteit bereidt ze de aanstaande koloniale ambtenaar voor, wat door een omschrijving van de gegeven leergangen en een omlijning van de vereiste opleiding aangetoond wordt. Een overwegend belang zal men aan de vorming van het karakter hechten; de algemene voorbereiding zal disciplines omvatten, die zowel aan de faculteit van wijsbegeerte en letteren als aan die van de wetenschappen ontleend zijn; in de cursussen, die in de andere hogescholen eveneens gegeven worden, zullen te Antwerpen in het bijzon- | |
| |
der die elementen onderstreept worden die het Afrikaanse leven belichten.
| |
1925
460.
Zitting van 28 Januari 1925. Blzz. 354-355.
1.
Spreker wijdt over de hervormingen uit, die het wetsvoorstel voor de verlening van de academische graden en het programma van de hogeschoolexamens bevat. Dit wetsvoorstel in zijn geheel betekent een ware vooruitgang op de wet van 1890, ter staving, de mogelijkheid het programma van de examens door de universiteit zelf te kunnen wijzigen, op eensluidend advies van de vier Belgische hogescholen; de grotere vrijheid die het wetsvoorstel de student in het opstellen van zijn examenprogramma overlaat; het spel van de keuzevakken en de facultatieve leergangen veroorlooft de student schikkingen te treffen, die aan zijn natuurlijke aanleg en zijn interesse beantwoorden.
2.
Spreker uit onomwonden zijn mening over de tegenwoordige stand van ons universitair onderwijs, dat op verre na niet geeft wat men er van verwachten mag. ‘A mon sens, l'université actuelle n'est plus ce qu'elle devrait être. Il faudrait y organiser des courants d'air. Elle devrait s'adapter plus résolument à toutes les nécessités de la vie moderne, qui exige une élite d'hommes formés par une toute autre gymnastique de l'intelligence et du caractère. L'université prise dans son ensemble est encore trop souvent une académie; elle n'est pas assez un laboratoire.’
3.
Spreker pleit voor de inrichting van een aan alle faculteiten gemeenschappelijk eerste studiejaar, dat de algemene cultuur der studenten in een echt universitaire geest zou ontwikkelen; voor de vermeerdering van de practische oefeningen; voor de veralgemening en de uitbreiding van het systeem der assistenten; voor de versteviging van
| |
| |
het persoonlijk werk; dit laatste zou de te talrijke leervakken voor het examen moeten vervangen. ‘Il faut apprendre à l'étudiant à saisir les choses par lui-même.’
461.
Zitting van 29 Januari 1925. Blzz. 363-364.
Uiteenzetting van de redenen, waarom spreker zich tegen de amendementen op het wetsvoorstel voor de verlening van de academische graden, ingediend door Mgr. Deplaige, verzet.
462.
Zitting van 22 Juli 1925. Blzz. 167-168.
1.
Spreker pleit voor een systematisch ingericht onderwijs in de lichamelijke opvoeding die thans al te zeer verwaarloosd wordt; voor de oprichting van meisjeslycea en de verhoging van het aantal jongensathenea.
2.
Spreker kant zich tegen de te vroeg aangevangen indeling in afdelingen in het Middelbaar Onderwijs en klaagt over het gebrek aan algemene cultuur bij de studenten: de leervakken zijn te talrijk en het onderwijs is te formeel. ‘On ne s'applique pas assez à l'éducation du cerveau et à l'éducation des sens (la faculté de penser et la faculté de sentir).’
3.
Spreker handelt ten slotte over de museumkwestie in ons land en uit de wens, dat weldra een Vlaamse Academie voor Wetenschappen zou opgericht worden.
| |
1926
463.
Zitting van 4 Februari 1926. Blzz. 417-420.
1.
Spreker klaagt de niet-naleving door de stad Brussel van artikel 20 van de wet op het taalgebruik in het onderwijs aan. ‘Si vous voulez vraiment aider à l'apaisement dans la mesure du possible, il n'y a qu'une chose à faire: regardons-nous bien en face et soyons loyaux vis-à-vis l'un de l'autre; qu'on en finisse une fois pour toutes avec ces supercheries et ces trucs sournois par lesquels on sabote les lois flamandes. C'est ce sabotage
| |
| |
des lois, plus que tout, qui dégoûte les Flamands, qui les aigrit et les révolte.’
2.
Spreker licht de eenvoudige natuurlijkheid en de pedagogische waarde van het principe ‘spreektaal-onderwijstaal’ toe. ‘L'école primaire a pour but de fournir à l'enfant un certain nombre de notions indispensables, et de former son cerveau, de former son caractère et de former son coeur. Croyez-vous qu'une autre langue que la langue maternelle puisse atteindre ce résultat? C'est sur cette base-là seulement, remarquez-le, que l'étude de la seconde langue est possible....Qu'on apprenne les deux langues aux enfants de Bruxelles, nous sommes d'accord là-dessus, mais qu'on les leur enseigne de façon rationnelle, tout est là! Et qu'on leur apprenne à penser en leur parlant leur langue.’
3.
Spreker weidt uit over het nationaal belang, de hoofdstad niet te verfransen. ‘L'unité de la patrie belge n'exige pas la fusion entre Wallons et Flamands. Les Wallons, pas plus que les Flamands, ne prétendent abdiquer leur personnalité, et, dans cette personnalité la langue joue un rôle énorme. Seulement, à voir les choses dans leurs conséquences plus lointaines, je me permets de vous indiquer que si, par vos méthodes, vous deviez réussir un jour à franciser complètement Bruxelles, vous auriez préparé la ruine de l'unité belge. Bruxelles, avec son mélange de population flamande et de population wallonne, est encore actuellement un trait d'union naturel entre la Flandre et la Wallonie. Le jour où vous auriez brisé ce trait-d'union, vous n'auriez qu'à vous en prendre à vous-mêmes.’
| |
1927
464.
Zitting van 12 Mei 1927. Blzz. 566-568.
Spreker handelt over wat hij heet ‘la détresse de nos institutions intellectuelles’.
| |
| |
Hij wijst op de noodzakelijkheid de bibliotheken en laboratoria het vereiste studiemateriaal niet te ontzeggen, alsook op de wenselijkheid de geringe toelagen aan enkele schrijvers en kunstenaars niet af te schaffen - ‘il faut déjà, dans ce pays, avoir un courage peu ordinaire et une rude foi dans l'idéal, pour se consacrer à l'art ou à la littérature, quand il est si facile de devenir agent de change!’
Hij onderstreept het nationaal belang dat berust in het houden in het eigen land van merkwaardige kunstwerken, onderzoekt de inrichting van de Brusselse museumcommissie en laakt haar werking: ‘je constate que cette commission, prise en bloc, et depuis quarante ans, a été en dessous de sa tâche et qu'elle a fait perdre au pays des millions.’
Hij pleit voor een vermeerdering van het aantal toga's in de Gentse Hogeschool, niet alleen omdat deze vermeerdering slechts de weerspiegeling is van de machtige vooruitgang door de wetenschap sinds 1849 afgelegd - datum van de wet op het aantal ordinarii in onze universiteiten -, doch tevens omdat een vermeerdering zich opdringt, willen onze hogescholen niet langer door een minderheid geleid worden.
Ten slotte licht spreker andermaal de dringende noodzakelijkheid ener gezonde naleving van de wet op de vervlaamsing in het lager onderwijs te Brussel toe.
‘Il y a tout de même un certain nombre de points sur lesquels il est impossible que tout le monde ne soit pas d'accord, me semble-t-il: 1o) c'est que l'enfant doit recevoir le premier enseignement dans la langue qu'il comprend le mieux; 2o) qu'à Bruxelles, cet enseignement doit être organisé de telle sorte que l'enfant, en sortant de l'école primaire, sache s'exprimer dans les deux langues.
Je ne peux pas croire, si l'on est d'accord sur ces points, qui sont le fond de la question, qu'on ne finisse pas par s'entendre dans une atmosphère de
| |
| |
calme; je ne veux pas croire qu'on ne puisse abdiquer toute autre préoccupation devant celle-ci, qui est essentielle: le bien de l'enfant, qui doit être sacré pour tous.
Si l'on s'attache à cela, on ne se perdra plus en discussions mesquines. Mais qu'on veuille bien aussi, de l'autre côté, comprendre que nous ne pourrons jamais consentir à un système qui tend à dénationaliser les petits Flamands de Bruxelles. C'est l'unité même du pays qui l'exige.’
465.
Zitting van 17 Mei 1927. Blzz. 575-576.
Spreker haalt treffende voorbeelden van de incompetentie van de Brusselse museumcommissie aan - ‘la commission a toujours mis trop de temps à reconnaître la valeur des artistes contemporains’ - en pleit voor een hervorming in de inrichting zelf van deze commissie. Tevens breekt hij een lans voor de oprichting van een museum van hedendaagse schilderkunst.
466.
Zitting van 8 December 1927. Blzz. 133-134.
Spreker wijst andermaal op de dringende noodzakelijkheid amnestie te verlenen enerzijds en het vervlaamsingsproces door te voeren anderzijds.
Uit zijn uiteenzetting lichten we volgende gedachten: ‘La question linguistique a une importance considérable au point de vue de la santé, et je dirai même de la sécurité du pays.’
‘Qu'on enseigne le français aux enfants flamands, oui, tant que l'on voudra! pourvu que la base soit flamande et que cette base soit solide. Mais, il est une chose que les Flamands n'admettront jamais, à aucun prix, qu'ils ne peuvent pas admettre, c'est cette méthode de dénationalisation, qui consiste à prendre le petit enfant dès l'école gardienne et à substituer chez lui un autre langage à celui dans lequel il pense naturellement.’
‘La patrie n'est pas seulement le territoire, c'est aussi tout ce qui fait de nous une personnalité parmi les autres peuples; c'est aussi la langue que nous parlons
| |
| |
et qui tient à notre être le plus intime. La langue, pour les Flamands, cela fait partie de leur patriotisme. Ne leur donnez pas l'impression qu'il y aurait une contradiction entre leur patriotisme et le vôtre.’
| |
1928
467.
Zitting van 9 Mei 1928. Blzz. 805-807.
Zolang de rechterzijde over een geclericaliseerd bestuur beschikt, wat nog steeds het geval is, is schoolvrede in ons land niet mogelijk. ‘On oublie que les droits consignés sur le papier: l'égalité, la liberté et tant d'autres grands mots, sont totalement vides de sens quand le pouvoir de l'administration les empêche de passer dans les faits.’
Van belang is volgende opmerking: ‘Je comprends et je respecte le sentiment religieux. Je crois, au surplus, que je n'en suis pas tout à fait dépourvu moimême. Ce qui divise les hommes, ce ne sont pas tant leurs croyances; ce n'est pas ce qu'ils croient, mais bien plutôt la façon dont ils le croient et la façon dont ils prétendent propager leurs doctrines.’
468.
Zitting van 19 Juni 1928. Blz. 958.
Een hulde aan de nagedachtenis van Alberic Deswarte.
‘Er is in dit leven, er is in dien man een heerlijke eenheid geweest. Al zijn krachten heeft hij voortdurend de gemeenschap geschonken. Hij gaf niet alleen zijn woord, hij gaf zichzelf geheel....Er was geen scheidingslijn te trekken tusschen zijn streven voor de taal en zijn streven voor meer maatschappelijke gerechtigheid. Hij had ingezien, dat het volk zich niet vrij kon maken, als het niet in het volkomen bezit werd gesteld van de taal waar het mee denkt; maar ook dat de taalstrijd slechts een vorm van den klassenstrijd is, dat ontvoogding van den geest niet bereikt wordt zonder economische ontvoogding. Vlaamschgezindheid en socialisme waren voor hem een enkele weg naar een enkel doel: een schooner menschelijkheid op dien grond die de onze is....
| |
| |
Quelles que soient nos opinions, nous nous inclinons tous, avec un égal respect, devant cet exemple d'une vie donnée tout entière à une foi.’
469.
Zitting van 25 October 1928. Blzz. 1271-1272.
Spreker handelt over de taalregeling in het leger: hij is tegen een opgelegde tweetaligheid gekant, want deze schikking bevredigt noch Vlaming noch Waal en stelt de vorming van een kern officieren voor, die de twee nationale talen volledig beheersen. Tevens pleit hij voor een bredere taaleenheid dan de companie, nl. het regiment, desnoods zelfs de divisie. De voordelen van dit stelsel zijn dubbel: een vermindering van de nadelen der tweetaligheid en een verzekering van een grotere eenheid aan het leger.
470.
Zittingen van 20 en 22 November 1928. Blz. 6 en blz. 26.
Enkele woorden over de wetsvoorstellen betreffende de verhoging van het aantal toga's en de parlementaire onverenigbaarheid.
| |
1929
471.
Zitting van 29 Januari 1929. Blzz. 275-276.
1.
Spreker bepaalt het aandeel van de faculteit èn van de minister in de universitaire benoemingen; om voorstellen zullen de faculteiten verzocht worden, doch de minister zal niet gebonden zijn aan het uitgebracht advies.
2.
Spreker pleit voor een regelmatige vertegenwoordiging van het Belgisch geleerdenkorps op buitenlandse wetenschappelijke vergaderingen en congressen: ‘il est de l'intérêt du pays que la science belge ne reste pas à l'écart des grandes réunions scientifiques internationales.’
3.
Ten slotte handelt spreker over de vereiste credieten voor de oprichting van het Guido Gezellegedenkteken ter gelegenheid van de herdenking van het eeuwfeest zijner geboorte. ‘La Belgique tout entière s'honorera en célébrant la mémoire
| |
| |
de ce poète à l'occasion du centenaire de sa naissance.’
472.
Zitting van 18 December 1929. Blzz. 74-76.
1.
Spreker onderstreept het eng verband tussen het taalvraagstuk en de sociale kwestie in Vlaanderen. ‘A mon avis, la question des langues, en pays flamand, est aussi une question sociale de tout premier ordre, une question sociale à laquelle se rattachent de considérables intérêts intellectuels et moraux et, j'ajoute, de considérables intérêts matériels des classes laborieuses.’
2.
Handelend over het vervlaamsingsproces der Gentse Hogeschool, maant spreker tot grote omzichtigheid aan. De onmiddellijke en radicale vervlaamsing draagt zijn voorkeur niet: ‘J'aime mieux une très bonne université complète dans dix ou douze ans que d'en avoir une moins bonne tout de suite.’ ‘Du moment où la flamandisation intégrale est acquise, peu me chaut qu'il y ait encore une couple de cours français pendant quelque temps, et je sacrifie volontiers l'observance stricte des principes à des raisons réalistes.’
3.
Over de verfranste minderheid in Vlaanderen uitweidend, getuigt spreker: ‘Le peuple flamand veut une connaissance aussi répandue que possible du français, mais ce qu'il ne veut plus, c'est cette contrainte effective qu'exerce sur lui une caste complètement francisée, hostile au développement de la langue flamande et dont le pouvoir se fait sentir sur toute la masse’; tevens legt hij andermaal de nadruk op het wezen van de taalstrijd in Vlaanderen, die één van de uitzichten van de klassenstrijd is, ter staving o.m. de verfranste minderheid in het Vlaamse land: ‘la minorité fransquillonne, c'est exactement la même que celle qui s'oppose en Flandre à l'émancipation du prolétariat.’
4.
Ten slotte omlijnt spreker de door de regering te volgen politiek in taalaangelegenheden: ‘En
| |
| |
matière linguistique, il faut suivre une politique qui, sans secousses violentes, sans heurts inutiles, aide la Flandre comme la Wallonie à créer cette unité d'atmosphère sans laquelle un peuple ne peut vivre librement.’
| |
1930
473.
Zitting van 18 Februari 1930. Blzz. 381-383.
Spreker pleit 1e) voor een verhoging van het crediet uitgeschreven voor de verspreiding van onze nationale kunst in het buitenland - ‘nous avons une glorieuse tradition d'art, et notre devoir strict est de la maintenir’; 2e) voor éénzelfde ledenaantal in de Vlaamse als in de Franse Academie van België; 3e) voor de oprichting van een Vlaamse Academie voor Wetenschappen - ‘depuis la guerre il n'entre plus à l'académie de savants qui fassent preuve de quelque sympathie pour le mouvement flamand’ en 4e) voor een gelijkaardige behandeling op gebied van toelagen voor Vlaamse en Franse letteren - ‘égalité pure et simple!’
474.
Zitting van 12 Maart 1930. Blz. 492.
Spreker kant zich tegen de toekenning van toelagen aan het Institut Saint-Louis en het Collège de Notre Dame de la Paix.
‘J'estime que dans un petit pays comme le nôtre, il n'y a pas lieu d'encourager cette dispersion de l'activité scientifique.’
475.
Zitting van 26 Maart 1930. Blzz. 609-611.
Een redevoering over het wezen van de Vlaamse Beweging, waarvan de bedoeling, naar 's sprekers eigen getuigenis, is ‘de contribuer à la pacification des esprits’.
1.
De vervlaamsing der faculteiten moet noodzakelijkerwijze door de vervlaamsing der technische scholen gevolgd worden, wil men de volledige en definitieve eenheid bereiken, die een levensbehoefte voor ons land is. ‘C'est un pas décisif, parce qu'il est de nature à enrayer la propaganda sépa- | |
| |
ratiste que, pour ma part, une fois de plus, je répudie de toutes mes forces.
La Belgique est une nécessité économique et une nécessité internationale. Le séparatisme serait notre mort. L'arrêter net est un motif suffisant pour que nous soyons unanimes à donner aux Flamands leur université, point central et culminant de leurs revendications.’
2.
Het innig verband van het taalprobleem met morele, intellectuele en materiële belangen van het grootste gewicht mag niet over het hoofd gezien worden. Evenzo het louter rechtvaardigheidsbesef. ‘Dans l'ensemble, je tiens à l'affirmer bien haut, il [le mouvement flamand] a été dans notre pays, que l'on prétend parfois, bien à tort, si matériel, l'une des grandes forces tendues vers un idéal collectif. Le fait que la lutte a porté surtout sur la flamandisation de l'université en est le témoignage.’
Daarenboven is de Vlaamse Beweging slechts een deel van de sociale beweging, doch haar hoogste doel valt met het hoogste doel van het socialisme samen: ‘faire autour de nous une humanité plus libre, c'est-à-dire plus maîtresse d'elle-même, plus digne, plus fière et plus belle.’
3
Waartegen de Vlamingen zich met al hun macht verzetten, is dat men hun moedertaal door het Frans vervange: ‘Mais si la base est flamande, et si elle est assez solidement établie pour que la nature foncière du peuple ne soit plus altérée, alors vous pouvez compter sur nous pour répandre autant que possible la connaissance du français. Nous ne sommes tout de même pas assez-bêtes pour vouloir nous emmurer! Mais, être pleinement soi-même est une première condition pour pouvoir vivre de la vie la plus générale.’
4.
Slechts op twee voorwaarden zal er vrede in dit land heersen: ten eerste, indien de franskiljons inzien dat het plicht voor hen is de Vlaamse ge- | |
| |
meenschap te dienen in plaats van er zich van af te scheiden, want daardoor juist verzwakken ze België; ten tweede, indien de regering, zonder uitstel, de wetsvoorstellen neerlegt ter verzekering van de gaafheid der cultuur én in de Vlaamse én in de Waalse gewesten.
5.
Na andermaal zijn opvatting over het principe van de vrijheid van het gezinshoofd bij de bepaling van de keus van de taal voor het onderwijs en over de in de administratie in te voeren hervormingen op taalgebied toegelicht te hebben, besluit spreker: ‘Nous désirons des solutions vraiment pacificatrices et une concorde durable. Nous ne voulons point être les plus forts; nous voulons que la Belgique soit forte, et elle ne le sera que si elle réussit à réaliser une heureuse harmonie dans sa dualité. Que les Wallons nous donnent simplement ce qui nous est dû et nous serons à côté d'eux, indéfectiblement, pour que rien de ce qui leur est dû ne leur soit refusé.’
476.
Zitting van 20 November 1930. Blzz. 31-33.
Spreker handelt ten eerste, over de incidenten bij de opening van de Vlaamse Hogeschool: noch de professoren, noch de studenten dezer universiteit hebben toen de Vlaamse Leeuw bij het uitvoeren van de Brabançonne gezongen: dit hebben Vlaamse nationalisten gedaan uit alle delen van het land met dit doel naar Gent overgekomen; ten tweede, over de getroffen maatregelen tegen de hoogleraars, die én aan de Gentse Hogeschool én aan de Ecole des Hautes Etudes - ‘cette machine de combat dressée contre l'université flamande’ - doceren.
| |
1931
477.
Zitting van 4 Maart 1931. Blzz. 610-611.
Over de verleende toelagen aan de Vlaamse en de Franse letteren in België en over de erbarmelijke toestand waarin de Gentse Hogeschoolbibliotheek zich bevindt.
| |
| |
478. Zitting van 25 Juni 1931. Blzz. 1132-1133.
Een critische bespreking van de door de regering-Renkin afgelegde verklaringen over de oplossing van het Vlaamse vraagstuk. ‘Ce qui pourrait nous perdre, c'est une politique qui ne serait pas basée sur des principes clairs, mais sur des compromis nécessités par l'exercice momentané du pouvoir, sur telles ou telles contingences gouvernementales.’ Het is nodig dat de regering maatregelen treffe tegen diegenen, die de toepassing van de taalwetten saboteren, en dat de wetsvoorstellen op het gebruik der talen in het onderwijs en in de administratie aangenomen worden: eerst dán zullen de Vlamingen in een Vlaamse atmospheer geplaatst en de ernstige vorderingen van de Vlaamse nationalisten gestremd worden: het is hoog tijd de separatistische denkbeelden en het federalisme in ons land te bestrijden! ‘Moi, je crie très fort ma conviction amassée en moi par l'étude des faits et par la réflexion, que toute séparation serait un désastre pour notre pays, aussi bien pour la Flandre que pour la Wallonie.’
479.
Zittingen van 1, 2, 3 en 8 November 1931. Blzz. 1192-1194, 1224, 1285, 1537.
Over het wetsontwerp op de vervlaamsing van het lager onderwijs, in het bijzonder over de aanpassingsklassen - ‘au sein de la collectivité un groupe linguistique ne peut être en opposition avec cette collectivité’ - en over de Franse minderheid in Vlaanderen.
Het doorslaggevend principe in taalaangelegenheden is de eenvoudige bedenking, dat alles wat door de Walen gewenst wordt, het eveneens door de Vlamingen is: eerst dan kan in ons land sprake van gelijkheid zijn. ‘L'union ne sera effective et féconde que si elle est réalisée dans l'égalité la plus stricte.’
480.
Zitting van 17 November 1931. Blzz. 15-16.
Spreker verdedigt zijn amendement over de studie der moderne talen in het middelbaar onderwijs van de hogere graad.
| |
| |
| |
1932
481.
Zitting van 19 Januari 1932. Blzz. 351-352.
Spreker licht de incidenten toe, die in de Gentse Hogeschool zijn voorgevallen en door Senator Digneffe in een verkeerd daglicht werden voorgesteld.
482.
Zitting van 23 Februari 1932. Blz. 584.
Spreker deelt zijn oordeel mede over de door de stad Doornik teruggeëiste schilderijen van Rubens en Jordaens.
483.
Zitting van 14 Juni 1932. Blz. 1130 en blz. 1162.
Spreker spoort de Senaat aan het wetsontwerp op het gebruik der talen in bestuurszaken, zonder amendementen, aan te nemen. ‘Qu'on en finisse! Qu'on en finisse au plus tôt! Et je sais que l'immense majorité du pays nous en saura gré.’
484.
Zitting van 7 Juli 1932. Blzz. 1336-1338, 1348.
Spreker handelt andermaal, naar aanleiding van het hierboven vermeld wetsontwerp, over de taalminderheden in Vlaanderen - ‘si certains de ses minoritaires se croient aujourd'hui léses, permettez-moi de dire qu'ils l'ont voulu. Parmi eux, il y en a un très grand nombre qui ont toujours, et parfois frénétiquement, combattu tout développement de la culture flamande. La plupart sont pour nous des étrangers; ils restent en dehors de la communauté et beaucoup d'entre eux sont des ennemis que nous trouvons encore constamment sur notre route’ -, het lager onderwijs en het onderwijs in de Franse taal: de socialisten zullen de wet op het taalgebruik aannemen.
‘Pour qui voit ce qui se passe, les argumentations n'y changeront rien: il y a la volonté ferme de réaliser l'homogénéité de culture, et cette volonté-là, aucun texte de loi ne pourra l'enrayer. Moi, je compte sur le bon sens du peuple flamand et du peuple wallon. Plus rien ne pourra arrêter le mouvement et, quand certains s'y essayent, ils ne font que servir l'extrémisme. L'extrémisme, c'est comme un aéroplane dont l'ascension est déterminée par le vent contraire.’
| |
| |
| |
1933
485.
Zitting van 4 Augustus 1933. Blz. 786.
Spreker dringt aan op de onmiddellijke aanneming van een wet ter versteviging van het prestige onzer universiteiten.
| |
1934
486.
Zitting van 13 Maart 1934. Blzz. 622-623.
Spreker lijnt de werkzaamheid af die van de Belgische vertegenwoordigers bij de Volkerenbond met betrekking tot de politieke toestand in het Saargebied mag verwacht worden; hij bespreekt de redevoering van de Eerste Minister en eist tegenover het dreigend Europees gevaar meer klaarheid.
487.
Zitting van 20 Maart 1934. Blz. 712.
Spreker wijst het dubbel gevaar van het ministerieel schrijven aan, waarin aan de staatsambtenaren hun eed van trouw aan de Koning en hun gehoorzaamheid aan de grondwet herinnerd wordt: ten eerste, de onduidelijkheid van de gebruikte bewoordingen; ten tweede, het gemis van verzekering bij de betrokkenen.
‘Ce que je redoute, ce n'est pas qu'on nous étrangle, c'est que, petit à petit, on grignote notre liberté, pour nous acheminer graduellement vers le régime du baîllon.’
488.
Zitting van 6 Juni 1934. Blzz. 961-962.
Spreker oordeelt, dat de opheffing van de wet van 1919 op het alcoholgebruik niet gewettigd is; integendeel, hij pleit voor een onbarmhartige bestraffing van de inbreuken op de bestaande wet en voor het verbod van alcoholverbruik in de private clubs.
| |
1935
489.
Zitting van 9 April 1935. Blzz. 474-477.
Spreker handelt over het gebruik van de talen op rechterlijk gebied. Hier is alleen de regionale eentaligheid mogelijk: ‘l'immense majorité des Flamands veut l'unité linguistique du pays flamand:
| |
| |
c'est la condition même de l'intégrité de la culture flamande en pays flamand.’ De Vlamingen eisen, dat al de raderen van het sociale leven Vlaams wezen, vandaar hun onwrikbare wil de macht van deze numeriek tamelijk zwakke, maar sociaal gesproken, machtige minderheid te breken. Het wetsvoorstel is een zaak van eenvoudige eerlijkheid.
‘J'ai passé ma vie à défendre l'idée flamande, non pas en adversaire de la culture française, mais en homme qui voit là une oeuvre de justice et un élément de grandeur pour notre nation.’
490.
Zitting van 11 April 1935. Blz. 513.
Het amendement van de commissie oordeelt spreker als zijnde uiterst gevaarlijk, omdat het de huidige toestand te Brussel bestendigt.
| |
1936
491.
Zitting van 12 Februari 1936. Blzz. 285-288.
1.
De verstrekte credieten voor de aanmoediging van de letteren en de schone kunsten zijn totaal ontoereikend.
‘L'art n'est pas un luxe, mais une nécessité profonde de la vie sociale. Et quand, dans le domaine des productions de l'esprit, nous nous mesurons avec les autres peuples, sur le plan international, c'est surtout avec nos artistes que nous nous défendons et que souvent nous triomphons.’
2.
De door de Kamers aangenomen toelage voor het ‘Groot Woordenboek der Nederlandsche Taal’ wordt sinds 1918 niet meer uitgekeerd, ofschoon ze steeds op het budget ingeschreven blijft. Het is ook waar, dat de culturele belangen van het Vlaams gedeelte van ons land bij bijna uitsluitend Waalse ambtenaren berusten!
3.
Een van de gewichtigste problemen met het oog op de nationale eenheid is de toepassing van de wet op het gebruik der talen in het lager onderwijs, vooral in de Brusselse agglomeratie. Die wet
| |
| |
wordt moedwillig én door de meeste gemeentebesturen én door vele schoolhoofden gesaboteerd en de regering treft steeds geen sancties! De denationalisatie te Brussel heeft vèrstrekkende en onrustwekkende gevolgen. ‘Il faut sauvegarder le caractère bilingue de l'agglomération bruxelloise. Je suis pris d'une véritable angoisse quand je vois des hommes pousser à la francisation complète du coeur du pays. Ces bons patriotes sont les vrais séparatistes.’
Wel vertoont deze wet menig nadeel: daarom juist is spreker geneigd een herziening te aanvaarden.
4.
Spreker weidt over de overbevolking in het lager onderwijs uit, dringt aan op de noodzakelijkheid nieuwe middelbare meisjesscholen en officiële pensionaten op te richten en licht de herziening van het programma van het middelbaar onderwijs toe. Op dit gebied ontbreekt een wel overwogen, geordend plan vanwege de regering.
‘Ce que je réclame dans tous ces domaines c'est une politique de gouvernement, un plan.’
492.
Zitting van 13 Februari 1936. Blz. 295.
De wet neemt de vrije taalkeuze door het gezinshoofd niet aan, iets waarom het Brussels bestuur zich hoegenaamd niet bekommert. Veel meer! Brussel weigert Vlaamse onderwijzers in haar normaalschool te vormen, het weigert eveneens Vlaamse Fröbel-onderwijzeressen op te leiden en het weigert ten slotte Vlaamse kindertuinen op te richten.
493.
Zitting van 8 December 1936. Blzz. 253-254.
Andermaal pleit spreker voor een gelijkheid van toelage voor de Vlaamse en de Franse letteren en voor een eerlijke toepassing van de taalwet in het lager onderwijs in de Brusselse agglomeratie.
| |
1937
494.
Zitting van 10 Juni 1937. Blzz. 1674-1675.
Spreker pleit voor het verlenen van de volledige am- | |
| |
nestie. Diegenen die zich op dit ogenblik daartegen verzetten, zijn juist dezelfden die het activisme hebben mogelijk gemaakt.
‘J'ai assisté à des crises de conscience qui m'ont ému, mais je tiens à déclarer ici très haut, moi qui les ai combattus, que tous les activistes que j'ai connus étaient désintéressés; je n'en vois pas un seul qui ait obéi à des motifs cupides. Tous avaient en vue la grandeur de la Flandre. Ils se trompaient, à mon sens, mais ils avaient une foi. Les gens qui ont commis des fautes sous l'impulsion d'une foi, sont plus dignes d'amnestie que beaucoup d'autres.’
| |
1938
495.
Zitting van 10 Maart 1938. Blzz. 912-913.
Handelend over de cultuurautonomie, brengt spreker critiek uit over de oprichting van de cultuurraden.
a) | De leden beschikken over de vereiste tijd niet om zo uiteenlopende vraagstukken te behandelen, als diegene die hen onderworpen worden. Daarom lag de oplossing in de oprichting van verschillende bestendige raden voor elk bijzonder gebied en tijdelijke raden ter bestudering van een bepaald vraagstuk. |
b) | De samenstelling zelf van de Vlaamse cultuurraad althans boezemt spreker geen vertrouwen in. ‘Er werd gezegd, dat de katholieken een meerderheid in den raad moeten hebben, omdat de hoogere cultuur in het Vlaamsche land overwegend katholiek is. Tegen een dergelijke bewering zet ik me schrap, ik spreek ze beslist tegen.’ |
c) | Daarenboven, wat komt er van de Vlaamse cultuurraad, als het bestuur, dat voor het uitwerken van die voorstellen zorgen moet, in zeer overwegende mate Waals blijft: op de elf ambtenaren in het Ministerie van Openbaar Onderwijs die werkelijke invloed hebben, zijn er negen Walen! |
d) | Een dergelijke verhouding willen de Vlamingen niet langer verdragen. ‘De eenige redelijke en
|
| |
| |
| rechtvaardige oplossing is deze: splitsing van het Ministerie van Openbaar Onderwijs in twee volledige diensten, een Vlaamsche en een Fransche, met twee secretarissen-generaal, onder één minister, en met dien verstande, dat er gezorgd worde voor voeling tusschen de twee afdeelingen, en samenwerking. De cultuurbelangen moeten in de handen berusten van menschen, die niet alleen die cultuur van buiten af kennen, maar die er innig mee vertrouwd, die er mee vergroeid zijn.’ |
Besluit: Het énig afdoend middel tot verzekering van de cultuurzelfstandigheid is de splitsing van de diensten en niet de oprichting van cultuurraden. Die zijn slechts ‘een lapmiddel’.
| |
1939
496.
Zitting van 28 April 1939. Blz. 83.
Wij willen geen overwicht van de Vlamingen op de Walen: elk van de twee delen van de Belgische natie heeft recht op hetgeen zijn eigen belang eist, meer niet.
| |
1940
497.
Zitting van 1 Februari 1940. Blzz. 431-433.
Spreker toont andermaal aan, dat de wet op het taalgebruik in het lager onderwijs te Brussel niet naar de geest toegepast wordt. Hij wenst ‘op feiten te wijzen die geen enkele discussie kunnen uitlokken en maatregelen aan te bevelen waarmede eenieder zich vereenigen kan’.
1.
Het is een maatschappelijke noodzakelijkheid, dat te Brussel, een tweetalige hoofdstad van een tweetalig land, de kinderen behoorlijk Frans en Nederlands zouden aanleren. Hetgeen thans het geval niet is.
‘Als het Vlaamsch element te Brussel verder opgeslorpt wordt, verdwijnt dat natuurlijke bindmiddel tusschen de twee gedeelten van het land. Een scherp afgeteekend Vlaamsch blok en een scherp afgeteekend Fransch blok staan dan naast
| |
| |
elkaar, wat het gevaar voor scheiding doet toenemen.’
2.
Om dat te voorkomen worden zes maatregelen voorgesteld:
ten eerste, zouden de ouders degelijk ingelicht moeten worden: er moet hun op de echte zin van de wet gewezen worden;
ten tweede, moet er getracht worden naar verstandhouding met de vrije scholen, om aldaar dezelfde voorschriften toe te passen;
ten derde, kan er getracht worden naar het samenbrengen in Vlaamse klassen van kinderen uit verschillende scholen die niet ver van elkaar afliggen;
ten vierde, zouden er onmiddellijk Vlaamse kindertuinen of fröbelklassen moeten ingericht worden;
ten vijfde, kan de staat een paar Vlaamse middelbare scholen met kosteloze voorbereidende afdeling te Brussel inrichten, liefst in de wijk die tussen de Beurs en het Zuiderstation ligt;
ten zesde, moet er kunnen beschikt worden over Vlaamse leerkrachten die beter voor hun taak berekend zijn. Er moet een Vlaamse afdeling bij de Brusselse normaalscholen ingericht worden en een Vlaamse afdeling bij de school die tot het Fröbelonderwijs voorbereidt.
3.
In Groot-Brussel wordt in al de technische scholen het onderricht in het Frans gegeven, op enkele uitzonderingen na, maar dan in inrichtingen, die niet van de gemeenten afhangen.
4.
Het zou maar billijk zijn, dat de opbrengst van de belasting op de radio-toestellen voor de bevordering van cultuur en kunst zou worden gebruikt.
5.
‘Ik betreur, dat de ministers elkaar zoo snel opvolgen, en om redenen, die met een wijs beleid van zaken niets te maken hebben. Hoe kan er, in deze omstandigheden, met eenigen samenhang aan de noodige hervormingen voortgewerkt worden?’ |
|