wenteling te kleineren en te verloochenen;
2.
‘men late toch eindelijk die fictie varen van een geheel volk, dat zwijgend onder den greep van een handvol communisten zou buigen en van opstand droomen’ (blz. 58);
3.
onbetwistbaar heerst in de U.S.S.R. de dictatuur - ‘ik zou bezwaarlijk kunnen instemmen met een socialisme, dat niet tot de vrijmaking van het individu leiden zou’ (blz. 72) -, doch even onbetwistbaar is het feit dat het hier een dictatuur voor het proletariaat geldt, ‘ten bate van de gezamenlijke arbeiders’ (blz. 77);
4.
‘ik geloof graag, dat uit de nieuwe samenleving een groote collectieve en monumentale kunst kan opgroeien. Maar wat ik er van gezien heb, schijnt me al achteruit te gaan: schilders en beeldhouwers zoeken alleen nog inspiratie in de omwentelingsgedachte, en door een jammerlijke begripsverwarring neemt men dikwijls genoegen met die omwentelingsgedachte, bij gebrek aan genie of talent’ (blz. 69);
5.
met de U.S.S.R. bevinden we ons tegenover een maatschappij, waar de enig erkende waarde de arbeid is. ‘En die bewijst, dat een moderne maatschappij leven kan en zich ontwikkelen met een ander evangelie dan de jacht op persoonlijk profijt en den strijd van mensch tegen mensch’ (blz. 77). In elk geval, ‘voor de eerste maal in de geschiedenis van het menschdom’ (blz. 77) wordt er op zulk een uitgebreid gebied een even grootscheepse als stoutmoedige poging aangewend om ‘eindelijk een wereld te scheppen, die rationeel ingericht mag heeten, en ingericht ten bate van allen’ (blz. 78).
409.
Impressions de Russie, Paris-Bruxelles, l'Eglantine, 1932, 76 + [III] blzz., 23,5 × 15,5 cm. (Geïllustreerd). Geheel overeenstemmende tekst met ‘Indrukken uit ‘Rusland’.