De roman van het tijdschrift Forum of Les liaisons dangereuses
(1965)–Maurice Roelants– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
[pagina 9]
| |
De vrij overvloedige correspondentie, die ik in 1935 met Menno ter Braak heb gevoerd, om zo mogelijk Forum te redden, terwijl de opheffing ervan toch onvermijdelijk is gebleken, heb ik al die jaren laten rusten. In illo tempore waren de Nederlandse en de Vlaamse redactie het eens, dat uit onderling respect niet zou worden ingegaan op het verlangen der nieuwsgierigen, die ons graag tot polemiseren in het openbaar hadden gebracht. Beide redacties publiceerden in de novemberaflevering van 1935 elk haar eigen verklaring. Het gentlemen's agreement werd, zoals het van te voren vaststond, door alle redactieleden van noord tot zuid geëerbiedigd. Meer dan een kwart eeuw is sindsdien verlopen. In het tijdschrift Maatstaf nam Simon Vestdijk, zoals hij schreef ‘zonder veel documenten’ enige sluiers weg, die over de opheffing van Forum zijn blijven hangen. Kort daarna was er voor hem en mij aanleiding bij de publikatie van Nijgh en van Ditmars jubileumuitgave ‘5 auteurs over hun uitgever’ (1962) de figuur van de belangrijke medespeler, de directeur Doeke Zijlstra, te schetsen, waarbij Forum uiteraard weer ter sprake kwam. Omtrent dezelfde tijd werd ik door studenten en literatuurhistorici onder druk gesteld om mijn dossier voor hen open te doen. Ik gaf er de voorkeur aan de oprichting, de splitsing en de opheffing van Forum, waarover inmiddels verkeerde lezingen de ronde deden, zelf uit de doeken te doen, in overeenstemming met de wens van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, die mij om een paar lezingen had verzocht. Ik dacht mij aanvankelijk | |
[pagina 10]
| |
tot een beknopt relaas van feiten te beperken. Al spoedig bleek, dat goedgekozen citaten uit de correspondentie dienstig zouden zijn. Voor verminkingen, die in een afgeknotte aanhaling kunnen liggen, kreeg ik gauw huiver. Uit deferentie voor mevrouw Menno ter Braak vroeg ik haar om haar oordeel. Welwillend en vriendelijk als van ouds schreef zij mij dit: 1. het deel van het Forumbezit, dat in mijn bezit is, heb ik aan het Letterkundig Museum in Den Haag ter bewaring gegeven, waar het alsnog niet toegankelijk is; 2. wat in Rotterdam was is natuurlijk in 1940 verbrand; 3. zowel openen van het Forumarchief als mededelingen door u in de Academie is alleen zaak van de nog levende redactieleden, niet van mij. Inmiddels was mij gebleken, dat zo niet volledig dan toch het rijkste deel van het Forumarchief in mijn bezit is. Alle vroegere Forumredacteuren vroeg ik om advies. Vic van Vriesland sprak zich uit voor aanhalingen uit mijn dossier ‘aangenomen dat ze volledig zijn, al houdt dit niet in dat alle brieven in hun geheel afgedrukt moeten worden’. Simon Vestdijk schreef mij: ‘Publikatie uwerzijds van welk materiaal en in welke vorm dan ook, kan ik alleen maar toejuichen’. Gerard Walschap had mij destijds in twee uiterst beknopte briefjes zijn akkoord met mijn beleid betuigd en vernieuwde het met verwijzing naar die oude briefjes. Raymond Herreman stond op volledige publikatie en vulde zelf nog mijn dossier aan met een paar brieven van hem en Menno ter Braak. Het delicaatst leek mij het geval van Marnix Gijsen. Zijn brief van 31 januari 1935 was de aanleiding, hoewel niet | |
[pagina 11]
| |
de diepere oorzaak, van de spanning waarmee Forum op een princiepskwestie zou stranden. Daarin stond een strenge afwijzing van ‘een snobsenliteratuur die als enig motief het beïroniseren van de maagdelijkheid heeft’. Zijn eigen evolutie, verlies van het geloof en het los uitschrijven van dikwijls uiterst fel beïroniseerd erotisme, ging een totaal andere richting uit. Een kleine nota van zijn hand daaromtrent, zo kwam het mij voor, zou elke lust om lichtvaardig te gnuiven ontzenuwen. Hij wenste van mijn aanbod geen gebruik te maken en schreef mij: ‘Beschik over mijn brief naar goeddunken’. Ik druk dan ook bedoelde brief vrijmoedig af. Mijn loopbaan van menselijk zondaar sluit mijn oordeel niet uit, al sta ik thans als laatste Forumman er mee alleen, dat wat men aan erotische zegbaarheid wint geen volledige compensatie biedt voor het verlies van een sacrale levensvisie. Onmiddellijk voeg ik hieraan toe, dat mijn vriendschap voor Marnix Gijsen nooit veranderd is. Toen hij met integriteit zijn geloof beleefde hield ik van hem, zoals ik thans van hem houd nu hij onvoorwaardelijk en met sarcasme alles van de gekneusde mens, ook zijn erotische dramatiek en koddigheden, uitspreekbaar acht. Zijn moed, zijn eerlijkheid en zijn mild vriendenhart bleven dezelfde. Mijn dossier over het einde van Forum was klaar, toen het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum mij welwillend nog enige documenten verstrekte. Ik dacht aanvankelijk, dat de correspondentie, aangezien ze uit woord en wederwoord bestond, zonder commentaar voor zich zelf zou spreken. Hier lagen nu echter brieven | |
[pagina 12]
| |
ter tafel betreffende coulissewerk, waarbij ik een rol heb gespeeld en waaromtrent ik wetenswaardige aanvullingen kan geven. Tegenover een paar andere, als ik er destijds kennis van had gehad, zou ik zeker mijn eigen visie hebben gesteld. Dat daartoe geen gelegenheid bestond, lijkt me geen voldoende reden om ze geschiedenis te laten worden zonder er enige overwegingen aan toe te voegen. Om de leesbaarheid van deze tijdschriftroman-in-briefvorm te bevorderen heb ik ze bij de brievenpublikatie ingelast. Het hoofdstuk ‘Van bewolkt tot storm’ komt grosso-modo neer op de tekst van mijn lezingen, die door de Koninklijke Vlaamse Academie in haar Mededelingen werd opgenomen. Ik liet er uit weg enige peilingen in de voorhanden liggende brieven, aangezien de volledige correspondentie, voor zover mij bekend, in het hoofdstuk ‘Honig en Peper in brieven’ wordt afgedrukt. Om aan een verzoek van de redacteur van Maatstaf te voldoen, schreef Vic van Vriesland in genoemd tijdschrift een artikel om de fouten recht te zetten, die ik, blijkens de Mededelingen, in het weergeven van geschiedkundige gebeurtenissen had begaan. Ik antwoordde daarop, weerlegde de meeste meningen van Vic van Vriesland en hield een gering aantal punten over, waaraan ik in onderhavige uitgave een voetnota dacht te wijden. Toen werd er over mijn schouder gekeken en gezegd, dat ik de schijn op mij zou laden kritiek van een vroegere medestander op mijn werk te verdonkeremanen indien ik één regel uit zijn bezwaren achterwege liet. Aangezien geschreven en gedrukte teksten sacro-sint blijken te zijn, druk ik dan volledigheids- | |
[pagina 13]
| |
halve, maar zonder vreugde, onze twee bijdragen aan Maatstaf onder de bijlagen af. Simon Vestdijk schreef zoals vermeld in Maatstaf over het einde van Forum. De correspondentie, die hij vernietigd waande, wordt hier thans gepubliceerd. Hoffelijkshalve vermeld ik even zijn objectieve terugblik. Het artikel overdrukken heeft nu geen zin meer. Wel bestaan er van zijn hand enkele afkeurende bespiegelingen - afkeurend ook voor zich zelf - in ‘5 auteurs over hun uitgever’. Daarbij past wat commentaar. Men vindt het in het hoofdstuk ‘Bijlagen, citaten en al eens een wederwoord’. Enkele hier gepubliceerde brieven vertonen bij het begin of het einde stippellijnen. Hiermee wordt beduid, dat gedeelten werden weggelaten, die van louter persoonlijke aard zijn en geen enkel verband vertonen met het Forumconflict. Bij de documenten, die mij door het Nederlands letterkundig Museum en Documentatiecentrum werden verstrekt, vermeldde ik vereenvoudigd de bron als Letterkundig Museum. In 1963 deelde Raymond Herreman de stukken mee uit zijn papieren. Alle overige originelen en kopieën zijn in mijn bezit. Victor Varangot stemde er in toe dat zijn verhaal Virginia, dat tegen zijn zin zoveel heibel deed ontstaan, in deze uitgave werd afgedrukt. Zo kan de lezer, zonder naar Forum terug te grijpen, straks eer en oneer over de meespelende tijdschriftfiguren uitstrooien, tenzij hij er zelf de onverzoenbaarheid van sommige antagonismen uit afleest. M.R. |
|