Met twee maten(1956)–Paul Rodenko– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Een boot Een kaakvis onder in de oceaan. Nachtstromen voelt hij door zijn beenderharen en door zijn kieuwen gaan, zijn wiegende lantaren flakkerend, een spookdoorjaagde maan. Hij ziet het schaduwbeeld wegwiegen van zijn licht, en zwemt vermoeid het wijkend donker binnen dat hem een hand is, bitter te beminnen, strelingloos en warm bij zijn gezicht. En als de weemoed niet meer is te drinken moet hij zijn schijnsel zwak zien worden, doven, en zoete vingers die de laatste vlekken roven om zijn verdwenen bekken voelen zinken. Een arend ligt voorover in de hemel, spreidt zijn geveerde oude armen uit, starend in het wemelen der diepte; en als de wind zijn schrale ogen sluit voelt hij de ruimte door zijn vingers glijden, droom in droom uit moet hij zich laten vallen, een stroom verdeeld in watervallen. Zijn geest voelt zich ontploffen en verwijden en ziet zijn schedel tegen het water knallen. Tussen de hoogte en de diepte ijlt een boot. Alles danst van doodsangst voor de dood. Vorige Volgende