Met twee maten(1956)–Paul Rodenko– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 184] [p. 184] Wervelwind De betovering die tot waanzin tergt. 't Is een fladdering uiterst-scheurbaar doek, Die iets over-heets in zijn greep verbergt. Hen betovering waar ge uzelf mee doodt, Want uw jaren gaan als de stormgalop, Als de roffel-vaan onder 't wolkgordijn. Dag- en avondrood jaagt uw onrust op. Uw betovering zal voor allen zijn: Uw betovering die niet wederkeert. Wie uw schoonheid ziet, weet wat sterven is Weet wat zwerven is waar de wind begeert. De bevangenis, de verbijstering, Die u tegenschreit uit het stergewelf, Woest, onwerkelijk. Zulk een koestering Is een eeuwigheid als de wereld zelf. - Roos en zwaardgewas krimpt van zonnepijn. De gebladerten rusten zenuwloos. De gebladerten zuchten bodemwaarts: Door de steenwoestijn kruist een wervelhoos. Enkelvoudig sluit langs uw blozend schoon Geur-benauwend-ijl 't open zomerkleed, Waar de hunkering van uzelf uit wuift: Walmen, strelingen; tochten, zomer-heet. Vorige Volgende