Met twee maten(1956)–Paul Rodenko– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 163] [p. 163] Jan van Nijlen Landschap De hoge beuken stonden onbewogen In rosse herfstgloed bij het blauwe meer. De scheemring gloeide, en duizend blaren vlogen Geluidloos door de gulden atmosfeer. Alles bleef roerloos, stil.... Maar keer op keer Klonk, als een laatst vaarwel, over de hoge Verlichte bomen het onzegbaar teer Gekweel van vogels die naar 't Zuiden togen. Toen kwam de nacht en zweeg het innig lied, De wind stak op, het water klotste droever, Bleekgeel begon de vroegste ster te glimmen, En plots verschenen langs den donkren oever, Statig en somber, de japanse schimmen Van vissers in het hoog bepluimde riet. Vorige Volgende