Met twee maten(1956)–Paul Rodenko– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Voorbij Zij was zo jong en zo bedorven. Ze zei: ze had te lang gezworven. Haar ogen waren al gestorven. Zij was in het moeras ontstaan. Zij was een blauwe gentiaan, Geplukt, en welkend dichtgegaan. Men heeft haar teder weggedragen. Ze was gelukkig zonder vragen En dit geluk heeft haar verslagen. Het was zo vreemd, zij had geen pijn. Haar harteklop was traag en klein. Haar adem ruiste als een fontein. Toen werd haar wezen zonneschijn. Ze lag van hoofd tot voeten rein. Wie denkt er nog aan haar bestaan? Zij is voorbij en afgedaan. Vorige Volgende