Met twee maten(1956)–Paul Rodenko– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Een man Een rood raam aan een oude gracht, Een deur, die open schrijnt, En een man, die even wacht Eer hij in den nacht verdwijnt. De sleetse rug was krom Gebogen onder den smaad, Toen wendde hij zich om Naar de geul van een gore straat. In het duister dat hem omving, Ging hij teloor als een huis, Hij werd minder dan een ding, Hij verging als een geruis. Het hart is maar een vod, Het wordt nog niet eens verkwist; Vanzelf verwordt het tot Bezit van een grijzen mist. Vorige Volgende