Met twee maten(1956)–Paul Rodenko– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Liedje van de straat 't Was nog terwijl de schemer viel.... Daar, als een vogel uit nabij vertrek, Achter den wand van ons banaal gesprek, Zong de verzwegenheid der menseziel; 't Werd bijna bijna als in den droom: De dove zon aan den kimmezoom, En de ranke toegewende maan, En tussen beiden opengegaan Eén hartslag lang het geheime hart Der gouden bloem in haar smaragden veld, Die even even bloeddiep openzwelt, En dan tot ster verstart.... [pagina 147] [p. 147] Naar onze lippen uit, Hen vogel die zich verhangt aan zijn koord, Tot onverstaanbaarheid vermoord Geluid, Wrong de inzet van het woord Dat, door twee harten tegelijk gezegd, Den steilen hemel openlegt Tot glanzen pad, tot een bevaarbre zee, En draagt hen uit en voert hen meê Aan leisnoer van zijn echo die voor tegenstroom en -wind Al sterker zich bezint.... Wij hebben één ogenblik gestaan (Hoger dan hoop, dieper dan spijt Weten wij dat nu voor altijd), Waar duizenden zijn overgegaan: 't Was onze beurt, wij waren niet bereid.... Misschien had onze onnozelheid, Zonder dit vanbuiten geleerd Spel dat opeens in ernst verkeert, Onvoorbedacht als een lach of een lied, Vanzelf het woord voor ons gezeid, Als vroeger al, Als vroeger al, En zoals het ook nog komen zal, Maar in dit leven in dit leven niet. Vorige Volgende