Met twee maten(1956)–Paul Rodenko– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Leda en de zwaan De vijver had hij zelf gekozen, maar De snit van hals en vleugels liet hij over Aan 't toeval van de zoete liefdestover. Aan de bevreemdheid van een zwanenpaar, Dat met hem meegleed, aarzelend, tot waar Hij op de oever klom als vrouwenrover, Zag hij maar al te goed: zij waren grover, Veel grover dan de witte wandelaar. Zo schoon was hij als zwaan, zo vreemd vervoerend, Dat zij, hem op haar legerstee beloerend, Een zwaan wenste te zijn die hem ontving. Als bronstig manslijf lag hij in haar armen, Ongodd'lijk zwetend, en zonder erbarmen De droom vermoordend die zij onderging. Vorige Volgende