Met twee maten(1956)–Paul Rodenko– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Martinus Nijhoff Satyr en Christofoor ‘Ach, Christofoor, vertrouwder In 't water dan op 't land, Til het kindje van je schouder, Geef zijn handje me in de hand; Ik wijs het in de bossen De bronnen en de mossen, De vogels en de vossen, De slang, de haas en 't hert -’ Maar Christofoor, op de oever, Leunt zwijgende op zijn kruk, De stroom was stroef, maar stroever Zijn de tranen van geluk: Nooit was een bedding weker, Nooit waadde hij zo onzeker, Want nooit nog, nooit nog streek er Een handje hem door het haar - De satyr nadert ijlings Door het ritselende riet, Hij ziet het kind dat schrijlings Op de reus naar hem omziet - Hij die langs alle wegen Zijn lusten had verkregen, Biedt nu, schuw en verlegen, Een handvol bessen aan - 't Kind heeft zijn hand genomen, En 't houdt wat het eenmaal houdt, De satyr kan niet ontkomen, Hij danst nooit weer in het woud - Zo sterk werd zijn hand gegrepen, Dat het sap der stukgeknepen Vruchten in rode strepen Neerdrupt van pols naar poot - [pagina 43] [p. 43] O Christofoor, o satyr, Uw woede en vlucht zijn getemd, Men vindt op land of op water Een klein geluk dat klemt: Voor Christofoor ondoorwaadbaar, Voor de satyr ongenaakbaar, Voor mij, ach, onaanraakbaar Wegzingend door mijn lied - Vorige Volgende