Met twee maten(1956)–Paul Rodenko– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] A. Roland Holst Het leven Ik stond toen in mijmerij aan het scheemrende strand van de zee - de wereld was achter mij, en de zon zonk voor mij naar zee - en tussen de zon en mij zong de grote zang van de zee. Er kwamen toen mannen aan en zij maakten muziek in een rij - er kwamen ook kinderen aan, die dansten er huppelend bij - En ik hoorde de maat van het lied, die was niet droef en niet blij want eentonige lach en verdriet dansten er zij aan zij. O, dat was de vreemde mineur van het eeuwige scheemrende wee - en blij met die droeve mineur dansten de kinderen mee - en langzaam verging alle kleur want de zon zonk in zee. Toen stierf ook de melodij en de dans in de schemering mee - ineens leek het jaren voorbij dat lied en die dans bij de zee - o, mijn woelende mijmerij bij het ruisen dier eeuwige vreê - en de wereld was achter mij en de zon zonk weg in de zee - en tussen haar graf en mij zong de grote stem van de zee. Vorige Volgende