Met twee maten(1956)–Paul Rodenko– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Overvaart 'Ik zal een Engel voor uw aangezicht zenden.' Exodus 33: 2a Gij langs den weg, ik over 't pad Door korenland en weiden, Wij lieten naar dezelfde stad Ons door één dringen leiden. Nu staan wij samen aan het veer, Een vreemde naast een vreemde, Bezien elkaâr, slaan de ogen neêr, En plotsling is 't als zweemde Voor ons gezicht het stil gelaat Des Roepers, in ons denken Rijst een herkennen op en gaat Warm uit onze ogen wenken. [pagina 32] [p. 32] Wij spreken samen, eensgezind. De pont komt, hoor! de bengel! En 'k weet verheugd maar tranenblind: 'k Vaar over met den Engel! Vorige Volgende