Met twee maten(1956)–Paul Rodenko– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] J.H. Leopold Duizend en een nacht Zij kwam en droeg een wa melkwit en -zacht en hare ogen waren ingevangen in mijmering; de rozen harer wangen zegenden Hem, Die ze had voortgebracht. En ik: gij gaat voorbij en ziet mij niet, terwijl dat ik mij geef in uwe handen als het gewillig lam der offerande, dat zelf zijn gorgel aan den slachter biedt. En zij: laat af van spreken en geniet des Scheppers gave in stilte van bezit; wit is mijn lijf en wit is mijn gewaad, wit mijn gezicht en wit mijn levensdraad en dit is wit op wit en wit op wit. Zij kwam en droeg een stromend vlammenkleed rood als haar hoogmoed zonder mededogen en ik riep uit verwonderd en bewogen: gij, die u blanker dan het maanlicht weet, hoe durft gij komen met een wangenpracht, waarop de druppels onzes harten tronen, en met het trots satijn der anemonen! En zij: de morgen leende eerst zijn dracht, nu werd de middagzon mijn bondgenoot; rood zijn mijn wangen, rood het bloedsatijn, rood is mijn mond, rood de gedronken wijn en dit is rood op rood en rood op rood. Zij kwam en droeg nachtzwart een slippenkleed en sloeg haar ogen afwaarts van mijn schande en ik: ziet gij dan niet, hoe mijn vijanden uitbundig zijn over mijn diepste leed? O nu besef ik al mijn wanhoopssmart! Zwart zijn uw ogen en zwart zijn uw haren zwart is uw kleed, zwart zijn mijn levensjaren en dit is zwart op zwart en zwart op zwart. Vorige Volgende