Al de gedichten(1888)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] Prologus Ter opvoering van Filippine van Vlaanderen door de sint jansgilde van rouselare IK kome als Prologus, naar 't oud gebruik, berichten, wat onze spelers zullen op 't tooneel verrichten. Wij, jong Studentenvolk en trouwe leden van de Rouselaarsche Spelersgilde van Sint Jan, wij zijn van deze die, naar rang en stand en krachten, in alles wat zij doen het heilig doel betrachten van onzen vlaamschen kamp, dat is, het stijgen van 't gevallen en vervallen lieve vaderland. Wij zijn maar ja studenten ende jongelingen en weinig tot nu toe vermogen bij te bringen, maar, zegt het spreekwoord, hij die doet gelijk hij kan is eerlik man. [pagina 63] [p. 63] Zoo willen wij dat onze spelen lessen wezen vertoonende aan het volk het groot en blij Voordezen, der Vaadren deugden, hunnen strijd, hun zege en macht, dat bij dit levend spel ontwake vlaamsch gedacht, begeerte en streven om in nieuwe glorietijden 't herboren en herbloeiend Vlaandren te verblijden. Uedelen, Eerweerde Heeren, hier rondom, Uedelen vooral, Studenten, wellekom; den Keurmanschappen onzer vlaamsche Spelersgilden die hier ten teeken van verbindnis komen wilden, Ueedlen allen die vandage ons de eer aandoet ons spel te komen zien, welkom en gildegroet. En wilt den jongen spelers doende wat zij kunnen Voor Gode en Vaderland, uw goede gunste junnen. Vorige Volgende