Al de gedichten(1888)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Stoet LANGZAAM trekt een blanke stoet door d'heemlen. Jesus eerst, der maagden koning, 't aanzicht lijk de zonne glanzend en de kleedren lijk de sneeuw, en hunne koninginne, de Onbevlekte met haar sterrenkrone. Zeven englen volgen, blank in 't slepend choorkleed, houdend haren wijd ontvouwden hemelsblauwen goudgesternden mantel, dragend hare blauwe lelievane. Duizend, duizend, duizend maagden volgen, sneeuwblank door de nevelige sluiers, dragend in de hand de blanke lelie, zingend zoete choren door de heemlen, volgend waar hij gaat der maagden koning en hunne onbevlekte koninginne. Vorige Volgende