Casandra. Hertoginne van Borgonie en Karel Baldeus
(1617)–Theodoor Rodenburg– Auteursrechtvrij
[Folio 2r]
| |
[Folio 2v]
| |
naem hun verheught, de daeden hun doen glorieren, en de dankbaerheid dwinght hun wil-vaerdige dienstbaerheid op te offeren aende Naßausche of spruyten: wiens telgens çierselen: na bootsende de oorsprongsstamme: noch huydendaeghs hun hoofden prachtich laurieren met onvergelijkbaere pronckinge, gegrift in eeuwige uytschaterende triumphe. Ik verzwyge, Hoog ghebooren Princesse, de oorlochs daeden, of om beter te zeggen, de Heroijksche grond bepaling onzes herbooren vryheid, vermits het lofbaer gherucht voor my uytbrald: Maer aenroere de geestelijke begaeftheiden, alhoewel de penne eerder vocht zoude ghebreeken als stof om te roemen. Wat isser, Genadige Vrouvve, lof waerder als Hemelsche deughden in aertse Princessen? wie is dan niet ghedwongen te buygen aen uwe Exties voeten? Als voor volmaektheids autaer, wetenschaps cabinet, en kunst-lievende-herts-tochtens-çelle, yder brengende ootmoedige offer-munt, als waere tekenen des herts en zielens neyging. Ik als een by looperken van andere treffeliker, kniele mede zeer buyghzaemlik, op offerende aen uw Extie mijn eygenschap en weesen, 't welk afbeeldt de kracht van reyne liefde, 't geweld van gayle minne, de trouwe echtens bandens vastheid, de verwoeste wraek, en d'ootmoedige schuld-beken. verhopende uw Extie 'tzelve zal gelieven te beschaduwen met gewoonelike gratie, op dat mijn rijmer geborstweert blyve voor Momiste waen-weeters, en bitzige al-bedillers, en zijn plichtige dienst-bereyde en dankbaere hert zal nimmer rusten uw Extie hoede in zijn heylige behoeding, verzelschapt met zijn Princelike Extie Don Emanuel Prince van Portugal, mijn genaedige Here
Chi sara sara. |
|