Veldviooltjes(1834)–C.P.E. Robidé van der Aa– AuteursrechtvrijGedichten voor vlijtige kinderen Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Keetje en het roosje. ‘De roos, die in den vruchtbren grond Nog gisteren te bloeijen stond, Ligt heden reeds verflenst op de aard, En wordt door 't ongedierte ontblaârd!’ Zeî Keetje, en stortte een' stillen traan. - ‘Trekt ge u der bloemen broosheid aan?’ Sprak moeder: ‘denk dan, lieve meid, Dat u hetzelfde lot verbeidt. Het blosje van uw rozekoon, Al prijkt het nu ook nog zoo schoon, [pagina 54] [p. 54] Zal, even als die bloem, vergaan: Maar, 't koste u, lieve, zucht noch traan. Als gij vroegtijdig uw gemoed Met wetenschap en kennis voedt, Godvreezend zijt en deugdgezind, Het goede doet en 't weldoen mint, Dan siert ge u met een beter schoon Dan 't blosje van uw rozekoon, En legt zelfs aan den rand van 't graf Dat onverwelkbre schoon niet af, Terwijl van 't zaad, daardoor gezaaid, Gij namaals nog de vruchten maait.’ Keetje en het roosje. Bladz. 53. Vorige Volgende