Veldviooltjes(1834)–C.P.E. Robidé van der Aa– AuteursrechtvrijGedichten voor vlijtige kinderen Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] De wreede knaap. Jan Hobbes was van aard zoo wreed, Dat hij vermaak vond, elk te plagen; Hij schepte een wezenlijk behagen In dat, wat andren moeite deed. Geen goed van vreemden was hem heilig, Daar hij elks huis of boomgaard schond; Geen dier was voor zijn' moedwil veilig, Wijl hij in sarren wellust vond. Doch 't kruikje gaat, gelijk men spreekt, Zoo lang te water, tot het breekt. Jan durfde 't onlangs roekloos wagen, Den stier van Krelisbuur te plagen, En dien met zijne zweep te slaan; Maar, ach! dat kwam hem duur te staan! De stier werd woedend door dit tergen, En wierp, eer hij zich kon verbergen, Den knaap, misvormd door wond bij wond, Geheel te pletter op den grond. De wreede knaap. Bladz. 14. Vorige Volgende