De Nederlandsche Tyrtaeus. Liederen voor de verdedigers des vaderlands. Deel 2(1830)–C.P.E. Robidé van der Aa– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] De Brusselsche modes. [Door Mr. C.P.E. Robidé van der Aa] Wijze: Wer niemals hat ein Rausch gehabt. Zie, hoe elkeen met wuften zin Naar vreemde snorren tracht; Uit overdreven modemin, Wat Holland geeft, veracht, En zich vergaapt aan valschen schijn, Daar alles moet uit Brussel zijn. Wat Brussel in haar muren heeft, Kleedt slechts een meisje goed; Den schoen, die 't kleine voetje omgeeft, Haar' kakelbonten hoed, Haar' muts, haar' toer, haar verdren tooi Vindt zij alleen in Brussel mooi. Het vrouwtje, pas in d'echt getreên, Zoo zij den ton verstaat, Trekt naar 't galante Brussel heen, Dat niets te wenschen laat; En rigt geheel haar huisgezin Naar 't modeblad van Brussel in. [pagina 12] [p. 12] Uit Brussel wordt zij gemeubleerd Voor een' modieken prijs; En haar boudoir is gestoffeerd Door 't Belgische Parijs; Uit Brussel komt, geheel van kant, Zoo 't noodig wordt, haar luijermand. Mijnheer, als hij den smaak bemint, Trekt ook naar Brussel heen; Alwaar hij rok en laarzen vindt, Geschikt om hem te kleên; Ja 't keurslijf, dat zijn leên omvat, Dat levert hem de muiterstad. Elk, die zijn goed uit Brussel kreeg, Is billijk desperaat: De magazijnen stal men leeg, Versperd zijn poort en straat: Ach, welk een ramp! hij moet voortaan Ter markt in 't oude Neêrland gaan. Doch, modepoppen! weet gij, wat Nog 't volgen mooglijk maakt? Naar 't allerlaatste modeblad, Loopt men te Brussel naakt: Verandert dus ook uw kleedij: Wordt Sans-culottes, zoo als zij! Vorige Volgende