De Nederlandsche Tyrtaeus. Liederen voor de verdedigers des vaderlands. Deel 1

[p. III]

[Woord vooraf]

Hebben vele bewoners van Oud-Nederland, in deze dagen van oproer en burgerkrijg, lang te vergeefs naar eene gelegenheid uitgezien, die hen in staat stelde, om openlijke blijken te geven van hunne gehechtheid aan de goede zaak, de Koninklijke Proclamatie van den vijfden October, 1830, heeft dezen staat van onzekerheid en weifeling doen ophouden: de vader des vaderlands roept zijne kinderen op tot verdediging van haardsteden en altaren, tot handhaving van orde en regt. Heeft de uitkomst reeds aanvankelijk bewezen, dat hij niet te veel op den moed der Nederlanders heeft gerekend; schaart men zich van alle zijden onder de nationale vlag, en is, door deze enkele toespraak des Konings, als met een' tooverslag een leger ontstaan, dat uit de kern onzer jongelingschap is zamengesteld, en dat Mannen en Vaders in zijne reijen telt, die hunne dierbaarste betrekkingen hebben moeten achterlaten, en aan

[p. IV]

de zorgen hunner menschlievende medeburgers toevertrouwen, - voorzeker is het dan ook thans de pligt van elken Nederlander, om, waar hij kan en mag, mede te werken tot bevestiging van orde en rust, tot aanvuring van heldenmoed, tot aanprijzing van eendragt en tot opwekking van alles, wat strekken kan, om de liefde voor Vaderland en Oranje, en het vertrouwen op den God onzer Vaderen, te bevestigen.

Bekend met het groote vermogen, dat het volksgezang kan uitoefenen, hebben wij gemeend, dat het niet ondienstig zijn zoude, ook dit aan te wenden, om het voorgestelde doel te helpen bereiken, en hieraan is deze Nederlandsche Tyrtaeus zijne geboorte verschuldigd.

Wij zijn voornemens van tijd tot tijd een Stukje, niet minder dan vier nieuw vervaardigde liederen inhoudende, uit te geven; welke liedjes, in den volkstoon vervaardigd, naar de meest in zwang zijnde zangwijzen dienen te zijn ingerigt.

Zal het doel bereikt worden, dat wij ons voorstellen, dan moeten deze liederen zoo veel mogelijk algemeen worden verspreid; daartoe nu roepen wij de hulp van

[p. V]

alle weldenkende Nederlanders in; wij wagen het niet hun de middelen voor te schrijven, maar zeker is het, dat eene ruime uitdeeling onder de arbeidzame volksklasse, het ter hand stellen aan uitventers van stukjes van den dag, en het verspreiden derzelve onder de krijgslieden van den Staat, daartoe voorzeker dienstbaar kunnen zijn. Te dien einde zullen dezelve tweeledig verkrijgbaar gesteld worden, als: op velijn papier tegen 25 Centen ieder Stukje; en, zonder titel of namen der Vervaardigers, op gemeen papier, voor 4 Centen; terwijl aan diegenen, welke ter bevordering der algemeene verspreiding van deze laatste soort 25 of meer exemplaren ineens ontbieden, een rabat van 50 pCt. zal worden toegestaan; welke ontbieding echter franko moet geschieden en contant worden betaald.

Aangenaam zal het ons wezen, zoo deze onze welmeenende pogingen de goedkeuring onzer landgenooten mogen wegdragen, en daardoor tevens een penningsken worden verzameld ten behoeve van hen, die uit den tegenwoordigen onafhankelijkheids-krijg verminkt mogten terugkeeren, of weduwen of weezen hulpeloos achter-

[p. VI]

laten. Op uwe medewerking rekenen wij, Nederlandsche Zangers, wier snaren nimmer zwijgen, als het Vaderland en Koning geldt! Mogten zij, die de eer uwer reijen uitmaken, het niet beneden zich achten, ons nederig, maar daarom niet minder nuttig en echt Vaderlandsch doel met hunne welwillende bijdragen te ondersteunen! -

Leeuwarden en Amsterdam, 12 October, 1830.

Robidé van der Aa,

G.J.A. Beijerinck,

C.A. Spin.

NB. De Stukjes, ter plaatsing bestemd, verzoekt men franko in te zenden, ten huize van den tweeden ondergeteekenden, te Amsterdam.