jongens te zijn. Want het is mogelijk, dat ze erg over zichzelf tevreden zijn en anderen minachten, omdat die wel eens zwak zijn. Zij zonderen zich af van hun kameraadjes, maar die gaan dan gemakkelijk denken: ‘Dat is een huichelaar, die er tóch niets van meent.’ En zoo ontstaan er verhoudingen, die men evenmin goed kan noemen.
Paul, de held van dit en volgende verhalen, leerde ik kennen in het Zuiden van ons land. Natuurlijk heb ik het avontuur, dat hij daar beleefde, niet van hem zelf gehoord. Wel hebben we er samen over gebabbeld en zoo leerde ik hem kennen. Is Paul nu een Hollandsche jongen, een met durf in zijn lijf en met het hart op de rechte plaats?
Die vraag moeten jullie je zelf maar stellen, als jullie dit boek gelezen hebben. Ik wil haar niet beantwoorden, maar ik ben overtuigd, dat Paul veel vrienden zal krijgen, die ook later met belangstelling iets meer van hem willen weten. Hoe Paul, wiens ouders zeer vroeg stierven, van schooljongen - jongeman werd en zich een weg in het leven wilde slaan, dat zullen jullie lezen.
En in de vervolgen op dit avontuur van Paul in Limburg, als hij een jaartje ouder is en door omstandigheden genoodzaakt is de handen uit de mouwen te steken, zullen jullie zien, hoe het hem verder verging.
Even groot als de belangstelling voor onzen vriend zal zijn, zal de belangstelling van de meisjes voor Liesje Zandstra zijn, Paul's pleegzusje......
Maar laat ik het verhaal niet vooruit loopen. Hier is het!
Dat jullie het met pleizier mogen lezen.