gelukkig grond onder haar voeten. Ze had nooit aan dat gewiebel kunnen wennen.
Nu hij de bezoekster wat scherper opnam, meende hij enige gelijkenis te ontdekken met het gezicht van zijn moeder, naar wie zij blijkbaar was vernoemd. In elk geval geen Smallegange-type. Geen sluik haar en een lang gezicht.
Hij ging onmiddellijk op zijn moedertaal over.
- Wat doe jij in godsnaam hier?
- Ik woon hier al jaren en kwam direct na de oorlog.
- Oorlogsbruidje?
Ze knikte.
- Misgegaan?
- Zo is het.
Even doorschoot het hem dat het wel op een cheque zou uitdraaien, maar het vrouwtje zag er zo goed verzorgd uit dat hij deze gedachte losliet. Ze had waarschijnlijk al een remplaçant gevonden, hoewel dat voor een Hollands meisje in dit land niet meeviel. Er kwamen er tegenwoordig zoveel.
- Vertel het maar, zei hij.
Betty deed haar verhaal zonder veel omslag. Ze had al lang gezien dat oom Andries geen man was om vrouwen-gezeur aan te horen. Hij had een markante grijze kop, een doorploegd gezicht en een, ondanks zijn gevorderde leeftijd, felle oogopslag.
Toen ze haar verhaal verteld had (wat was er eigenlijk te vertellen?), gaf hij haar niet direct bescheid.
- Koffie?
- Graag, oom... (als ik dat mag zeggen?).
Hij belde. - Every time is coffee time. Zeker in een Funeral Home.
Het servies werd binnengebracht door een jonge vrouw in een smetteloos witte jas, die haar scherp opnam.
- Thanks, Mary...
- Ja, bedien jij maar, zei Mr. Lynholt tegen Betty. - Ik drink ze zwart.
Toen ze nog maar amper had genipt aan haar kopje, zei hij: - Probeer zo gauw mogelijk van die vent af te komen en laat hem en zijn ouders die jongen.
Laat hem die jongen. Zijn woorden sloegen haar als een