Rico keek nauwkeurig toe wat Ineke inpakte.
Natuurlijk, Ted moest mee naar de Bankastraat. Hazebroek was te groot - misschien zou hij de kleine ezel Ia in zijn zak kunnen steken. Met minder dan twee beesten kon hij toch niet naar bed?
Toen er gebeld werd keek Hugo naar buiten. Er stonden twee mannen met een handwagen voor de deur. Hugo's gezicht verstrakte toen hij zag dat er een vrouw op het wagentje lag. Het was Stans.
- Is het uw vrouw? vroeg de man die haar fiets aan de hand had. De andere man zei:
- Ze lag naast haar fiets en noemde alleen maar haar adres. Telkens weer.
Stans sloeg haar ogen op. Haar gezicht was bebloed.
- Ik kan wel lopen, denk ik, zei ze.
Tussen twee mannen wankelde ze naar binnen. Toen ze op de divan lag sloot ze haar ogen. Ineke was al naar de dokter. Rico had alles gezien. Hij was door Hugo naar de keuken gestuurd. Ze hoorden hem erbarmelijk huilen.
- Stil nou maar, zei Hugo, die hem binnenhaalde. Mamma is alleen maar gevallen.
Toen het huilen was opgehouden, zweefde Stans weer in een ijle leegte.
- Hebt u overgegeven? Bent u buiten kennis geweest? hoorde ze vragen.
Het was de dokter die haar hoofdwonden verbond.
- Het werd alleen maar zwart, fluisterde ze. Ik kon mijn adres nog opgeven. Dank u wel dokter...
Van het weekend bij Freek kon geen sprake zijn.
De wijkverpleegster nam de taak op zich het Zweedse wittebrood te halen.
Het was vandaag hun dag, de dag der dagen!
Met de helft van het brood trokken Ineke en Rico naar de Bankastraat.
- Ik ben zo blij dat je bij me bent, zei Stans. Ze zag hoe Hugo dunne sneetjes van het roomblanke brood sneed en er de kostbare margarine op smeerde.
- Manna uit de hemel, zei Hugo, maar echt blij kon hij