onderzeebootkapitein. Zij was uit het zwaar geteisterde Hamburg over voor familiebezoek.
Hugo wist niet wat hij zeggen moest. Betty was volop Betty gebleven, alleen wat chiquer. Hoe zij aan die Duitse kapitein was gekomen wist niemand. Ze had nooit enige politieke belangstelling getoond.
- Hij is dood, hè?, zei ze. - Ik sta niet in zijn testament. Ben bij de notaris geweest. Hoe vind je dat!
Hugo meende nog even dat zij schertste, maar haar mondhoeken trokken zo schamper naar beneden dat het wel volle ernst moest zijn.
De ergernis die de overhand had, gaf aan haar nog altijd knappe gezichtje iets roofdierachtigs. Nee, dat stond haar niet goed. Het was dan wel geen ordinair hoertje geweest maar dan toch wel een gewone maîtresse die er beter van had willen worden.
- Daar heb je nou je jeugd aan gegeven, zo'n stuk egoïsme! Telegrammetjes sturen, hè? Kom vanmiddag vier uur in de Zalm... Nee hoor, geen cent voor Betty. Alles voor zijn lieve Rina... Je had hem over haar moeten horen!
- Wacht even, zei Hugo en haalde de rouwkaart uit het dossier. Waarom hij het deed wist hij niet. Ze keek Hugo aan en in haar bruine ogen, die Roodhuizen in zijn moeilijke overgangsjaren de illusie hadden gegeven dat hem nog een tweede jeugd zou kunnen wachten, gloeide iets van haat. Mijn geliefde echtgenoot, las Betty.
Ze gaf de kaart aan Hugo terug en keerde zich zonder groet om.
- Het was wel wat gemeen van me... zei hij 's avonds tegen Stans. Het was Betty van vroeger niet meer.
- Zoals je haar vroeger niet hebt willen zien...
- Wie zal een vrouw doorgronden?
Hij moest toegeven dat Stans haar altijd wel had doorzien. Vrouwen waren nu eenmaal genadeloos in hun oordeel over de eigen sexe.