Kinderen en erfgenamen
(1964)–P.J. Risseeuw–
[pagina 98]
| |
luchtvloot een vernietigende slag aan de Amerikaanse vloot toebrengt. De dag van Pearl Harbour. Amerika schrikt wakker. De Jap is bij Hitler in de leer geweest. De schellen vallen van de ogen, ook bij Arnold Uittenboogaard, die als reserve-sergeant wordt opgeroepen. Het gaat nu alles wel heel snel. Churchill zegt in het Lagerhuis: ‘Ik heb slechte berichten.’ Oorlogsverklaringen over en weer zijn niet bij te houden. Er is in Indië voor het ogenblik weinig belangstelling voor berichten uit Europa. Maar Marjan denkt aan Freek als zij leest dat alle partijen in Nederland nu zijn ontbonden, behalve de N.S.B. Dat de Duitsers frontverkortingen en frontcorrecties moeten toegeven en Goebbels warme kleren bijeenbedelt voor de soldaten in Rusland, zegt Arnold op het ogenblik niets. De Jap rukt Manilla binnen en begin januari is de strijd om Singapore begonnen. Holland is ver. Er is goede hoop dat Batavia behouden zal blijven. In de Javabode van 21 januari bekijkt Marjan de grote kop op de voorpagina. ‘Een hoop goed nieuws! Indië's Van Mook bij Roosevelt. Grootscheepse poging om oorlogsmateriaal en strijdkrachten naar de West-pacific te zenden.’ Maar op 24 januari is Balikpapan al in Japanse handen. De eerste Europese hoofden zijn al in het zand gerold. Onthoofden, denkt Marjan. Ont-hoofd. In ieder geval een snelle dood. Arnold is weg. Van de hele onderneming is nog maar vijf man overgebleven. Vóór de Jap arriveert stropen ongeregelde benden de huizen af. Het hek is van de dam. Het beest in de mens is opgestaan. Dat is oorlog. Er wordt gerampokt, maar als de Jappen komen moet alles worden teruggebracht. Het geroofde ligt op een ordeloze hoop op de passar. Iedereen zoekt er het zijne uit. Voor het eerst worden de blanken zich er van bewust dat er een eind is gekomen aan het goede leven dat zij hier geleid hebben. De sieraden die Marjan op zolder heeft verstopt is zij kwijt. Het was belachelijk dat zij uit voorzorg alle kaarten van de omgeving hadden verbrand. De | |
[pagina 99]
| |
Jap blijkt in het bezit te zijn van de meest nauwkeurige gegevens. De Japanse kapper, de fotograaf en hun winkelier blijken opeens kolonel of majoor te zijn van het vijandelijk leger. De invasie is al jaren voorbereid.
Nog een keer ziet Marjan Arnold op het station, wanneer hij als krijgsgevangene wordt weggevoerd. Zij wuift. Wuift hij terug? Ja... hij heeft haar gezien. Zij weet niet dat hij voor dat terugwuiven door een Jap wordt beloond met een harde mep om zijn oor. |
|