dat merken wíj wel. Ze kopen maar. Ik voel me daar kiplekker in de export.
- Niks voor mij, die zenuwslopende Telex, zei Bert nog.
In de verte zagen ze Huib lopen. - Die z'n handen staan zó, hè? Kees hield beide handpalmen naar buiten. - Een goeie knul, maar geen tuinder.
- En nog altijd in de weer met dat grietje van Van Bree?
- Dat grietje wordt al een hele jongedame. Ze is straks gediplomeerd verpleegster.
- Ze zou beter een goeie partij voor jou zijn, Bert. Van Bree zit te springen om een schoonzoon die hem kan helpen.
- Dank je voor de tip, grijnsde Bert.
Kees had gelijk al spijt van zijn woorden. Meer dan eens had hij Huib al moeten verdedigen tegen vader. Want zo was het bij vader altijd geweest: Je mag worden wat je wil, maar als je niet op de tuin komt sla ik je dood.
Ze gingen door de achterdeur naar binnen, waar vader al in zijn leunstoel zat.
- Dorsten jullie niet verder te komme? zei hij, argwanend.
- Nog zaken gedaan, vader? vroeg Bert.
- De radijs uit het warenhuis heeft goed geld opgebracht. Er was weinig an de mart. Geen teelt meer voor jonge mensen, hè? Teveel werk! Toen de radijs er uit was heb ik eerst laten gassen. Nou staan de komkommers er in.
- En nou nog radijs in de volle grond?
- Van dat stukkie heb ik verleje jaar nog aardig wat afgehaald. Denk maar niet dat glas alles is. Hoe het met de stooktomaten zal gaan, weet ik niet. Der komme er teveel op de mart.
Zwijgend dronken ze hun koffie. Huib en Bea hadden hun mond niet open gedaan.
- Als Bert uit dienst komt zal je es wat zien, vader, zei Kees.
- Afwachten maar.
- Als we toen onteigend waren hadden we een hoop centen gekregen, zei Huib.
- Hou jij je daar buiten, snauwde Stein, wiens dagelijkse ergernis over Huibs nonchalance onverhoeds een uitweg zocht. Leentje keek bezorgd naar haar man. Niemand van de kinderen wist hoe het met zijn reumatiek gesteld was.