beslissende moment, waarin zij in hun nalopertjesspel elkaar onthutst in de armen waren gevallen.
Nee - dat had toen nog maar niet moeten gebeuren. Ze waren nog kinderen maar toch al geen kinderen meer. Die eerste bewuste lichamelijke aanraking was maar verwarrend geweest. Twee buurkinderen, beiden in de oorlogsdagen van mei 1940 geboren. Huib drie weken te vroeg ‘omdat hij er bij wilde zijn’. Ria keurig op tijd, wat al niet anders kon als kind van een moeder die op de klok werkte.
Bea las de spreuk en Huib reikte haar nonchalant de verwijderde oude fluwelen tekst die ze niet aannam.
- Heb je je huiswerk al af?
- Van mij bedankt... Ik ben weggelopen. Dat gekwar over knol, spint en aaltjes ben ik al lang zat. Ik kan het niet in mijn hersens krijgen.
- Wat wou je dan, dwarskop?
- Dat weet je wel.
- Wat je nou wil, daar kan je later spijt van krijgen.
- En tòch wil ik niet op de tuin. Ik kots er van... Ik wil wat van de wereld zien.
- Dacht je dat dat zó maar ging?
- Moet je de verhalen horen van die chauffeurs bij Flinterman!
- En wat zou Ria daar van denken?
- Weet ik niet.
Hij stond nog op het bed, een hoog opgeschoten knaap, met een nors gezicht onder zijn mooie zwarte haardos. Door het kleine venster kon hij de in aanbouw zijnde torenflats zien. De aanval van de stenen stad op de glazen stad die opa een halve eeuw al had voorspeld, was nu eerst goed begonnen. De eeuwige nachtmerrie van vader.
- Je hoeft heus niet op de medewerking van Ria's vader te rekenen. Van Bree zal zijn enig kind niet met een chauffeur laten trouwen, zei Bea.
Huib stapte van het bed en gooide de oude tekst in een hoek.
- Is dat soms een minderwaardig vak? Het Westland is groot geworden door de export. Die jongens verdienen een hoog loon. En nog rittengeld extra.
- En hun vrouwen? Hoe vinden die het om altijd alleen