De geestelijke goudschaele
(1683)–Hendrik Rintjes– AuteursrechtvrijZijnde een versameling van een goedt getal uitgesochte geestelijke liedekens en psalmen
Stemme: Van IonasChristus zijnde verresen,Ga naar margenoot+
Heeft veertigh daghen hyGa naar margenoot+
Hem levendigh bewesen,Ga naar margenoot+
Den Apostelen vry,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 24]
| |
Op eenen Bergh te Bethany,
Ga naar margenoot+Ierusalem by,
Ga naar margenoot+D’ op-vaert Christi
Ten Hemel openbaer daer saghen sy.
Ga naar margenoot+2. Van den Bergh der Olijven.
Gekeert weer in de Stad,
Maria met de Wijven:
Oock by hen-lieden sat,
Vergadert op een Solder, dat
Elck deughdigh vat
Ga naar margenoot+Neerstelijck bat,
Om te ontfanghen den beloofden schat.
3. Een Apostel verkoren,
Ga naar margenoot+Hebben sy voor Iudas
Ga naar margenoot+Wiens Bisdom was verloren,
‘t Lot viel op Matthias,
Ga naar margenoot+En als nu Pinxter vervult was,
Snellijck en ras,
Een wint gheblas,
Quam uyt den Hemel daer op ‘t selve pas.
Ga naar margenoot+4. ‘t Huys wert vervult van desen,
Ghedeelde Tonghen klaer,
Quamen vyerich gheresen,
Op yeghelijck van haer,
Ga naar margenoot+Vol des Heylighen Gheest eerbaer,
Werdt al die schaer,
Wy lesen, maer
Ontrent hondert-en-twintich wasser daer.
5. Sy Predickten en spraken
Ga naar margenoot+Met ander Tonghen leest,
En seyden sulcke saken
Ga naar margenoot+Als haer in gaff den Gheest,
Veel Ioden die Godt hebben ghevreest,
Die quamen meest,
Door dit tempeest,
| |
[pagina 25]
| |
Om te weten van desen recht en Geest.
6. Van onder ‘s Hemels Wolcken,
Woonden op dat termijn,Ga naar margenoot+
Al daer uyt alle Volcken,
Elck sijn tael hoorde sijn,
Den eenen sprack uyt vreesens pijn,
Wat wil dit zijn?
D’ander in schijn
Van spot, seyden: sy sijn vol soeten Wijn.
7. Petrus hem excuseerde,Ga naar margenoot+
Van dronckenschap ter noot,Ga naar margenoot+
Dan Ioel Propheteerde
Sprack hy, gheschiedt nu bloot,
Iesum van u ghekruyst ter Doodt,
Dien heeft Godt groot,
Verweckt minjoot,
Desen op ons den Heylighen Geest goot.
8. Doet boet alle te same,
En laet u Doopen vroet,
In Iesu Christi name,Ga naar margenoot+
Tot verghevinghe soet,
Van uwe zonden over-vloet,
Soo ghy dit doet,
De gave goet,
Des Heyligen Geests ontfanght gy met spoet.
Pause.
9. Petrus heeft met sijn Preken,
En krachtich goet vermaen,Ga naar margenoot+
Haer-lieder hert ontsteken,
Sy lieten haer beraen,
Die sijn Woordt gheerne namen aen,
Hebben belaen,
Den Doop ontfaenGa naar margenoot+
| |
[pagina 26]
| |
Haer werter by drie duysent toe-ghedaen.
10. Dese loofden den Heere,
Ga naar margenoot+Bleven met goet opset,
In d’Apostelsche Leere,
In die ghemeynschap met
Ga naar margenoot+Broot brekinghe, nae Christus Wet,
End’ in ‘t Gebedt,
End’ oock quam het,
Een vreese over alle zielen net.
11. Haer goet was al ten besten,
Ga naar margenoot+Elck een ter noodt ghemeyn,
De Heer om te bevesten,
‘t Euangely certeyn,
Dede wonder dinghen niet kleyn,
Ga naar margenoot+Openbaer pleyn,
Gheschien alleyn,
Door sijn lieve Apostels handen reyn.
12. ‘s Gheests vruchten nu in stede
Ga naar margenoot+t’Onser op-voedigheyt,
Sijn liefde, vreughde, vrede,
Ende langhmoedigheyt,
Ga naar margenoot+Vriendelijckheyt en goedigheyt
‘t Gheloofs bescheyt,
Sachtmoedigheyt,
Matigheyt, tot der zielen spoedigheyt.
13. Broeders dit zijn de vruchten
Daer men den boom aen kent,
Ga naar margenoot+Of daer met soete luchten
Ga naar margenoot+’s Heeren Gheest is ontrent,
Ga naar margenoot+In den Olijf-Boom excellent,
Ga naar margenoot+Gheplandt, ghe-ent,
Ga naar margenoot+Blijft ongheschent
Ga naar margenoot+Op Christum, Syons eenigh fondament.
|
|