Stichtelijk sang-prieel, belommerd met het Hooge lied Salomons, ende andere heilige gesangen
(1686)–Wiete Ringers– Auteursrechtvrij
[pagina 199]
| |
De CXXVIIste psalm.
| |
[pagina 200]
| |
kan voor geen gevaaren De stad een wenk bewaaren.
Ga naar margenoot+ So d' Hemel-woonder 't huis niet bouwt;
Vergeevs sijn 's timm'raars handen;
Vergeevs verspilt men steen en hout,
En ijs're metsel-banden.
Als God niet op de schild-wacht staat;
So doet de wachter gansch geen baat;
Hi kan voor geen gevaaren
De stad een wenk bewaaren.
Ga naar margenoot(2) Vergeevs is 't dat gi vroeg ontwaakt,
En werkt straks op den morgen;
En 's avonds laat aan 't slaapen raakt;
En eet uw' brood met sorgen:
Als u de Heer sijn hulp niet sendt;
't Is al vergeevs, wat gi aanwendt.
| |
[pagina 201]
| |
Maar God geevt sijn beminden,
Dat s' als in slaap het vinden.
Ga naar margenoot(3) Een weldaad Gods is 't, dat men siet
Veel kind'ren in sijn wooning;
De vrucht des lichaams is die niet
Een trestige belooning?
Ga naar margenoot(4) Als pijlen, in de staalen vuist
Eens machtigen ten strijd gehuisd;
Soo sijn de sterke soonen,
Die sijn haars vaders kroonen.
Ga naar margenoot(5) Wat is 't een wel-gelukkig man,
Die veel so schoone schichten
In sijn pijl-koker tellen kan?
Si sullen gansch niet swichten;
Si sullen nimmer sijn beschaamd;
Wanneer 't viandig rot haar blaamt:
Als s' in de poort haar spreeken;
Wort nooit haar moed besweeken.
|
|