Een Woord vooraf.
Op veler verlangen en aandringen vooral, zijn wij er toe overgegaan dit verhaal, dat als feuilleton in ‘de Surinamer’ verscheen, in boekvorm herdrukt den lezer aan te bieden.
Het verhaal, - wij stellen er prijs op dit te doen opmerken, - berust op streng historischen grondslag.
Immers is de geheele loop van het verhaal ontleend aan de akten van het proces, dat tegen allen, die middellijk of onmiddellijk tot den verschrikkelijken brand van 1832 hebben bijgedragen, gevoerd werd en die te vinden zijn in Teenstra's ‘Negerslaven in de kolonie Suriname,’ pag. 220-270.
Mitsdien hebben wij gemeend hier en daar liever aan de strenge eischen der historie recht te doen wedervaren dan de verbeelding vrij spel te laten of beter wellicht gezegd: het romantische meer op den voorgrond te doen treden.
Den loop van het verhaal vaststellend volgens het authentiek afschrift van het vonnis (Teenstra ‘Negerslaven’ pag. 271-272) hebben wij al de historische personen, die er met name genoemd worden, ook daarin opgenomen.
Wat de stadsbeschrijving ten jare 1832 aangaat, hebben wij tot ons leedwezen nergens een volledige kunnen vinden.