Volledige werken. Deel 3(1884)–Theodoor van Rijswijck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Op het Album van Dr. Nolet de Brauwere van Steeland. Wat, zoude ik uw boek bemorsen? Immers in een roozenbed Hoort men geen gekwaek van vorschen? 'K ben verlegen, vriend Nolet! Moet ik neven Tollens prjken, Of een ander groot poeet? Neen, dit kan my niet gelyken, Dit is niet aen my besteed. 'K rymel soms wel iets te zamen, Op zyn Brabandsch, rond en plat; Maer naest al die groote namen, Ben ik schuw met myn geklad. Ja, de wil bestaet er echter! Maer myn zang heeft kracht noch kruim; Daer, en moet het door den trechter, Zy de doorgang dan wat ruim. Vorige Volgende