Volledige werken. Deel 2(1884)–Theodoor van Rijswijck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Vader Cats. Voor omtrent twee honderd jaren, Leefde in Zeeland, achter Baths Midden in de woeste baren, De eedle ridder Jacob Cats. Kinderen, ja, gy kent hem allen, Dikwyls zocht ge er prentjes in. Echter des al niet te min, Zal zyn rym u eens bevallen Als uw geest den tekst doorweidt; Ziet, wat dient er meer gezeid. Wat in 't losse jonglings leven, Als het harte klopt en jookt, Te onbezonnen wordt misdreven, Door de liefde in gloed gestookt, Schreef by ons in platte dichten, Vatbaer voor eenieders zin; Echter, des al niet te min, [pagina 402] [p. 402] Moeten hoogren er voor zwichten; Vrysters, geeft daer van 't bescheid, Ziet wat dient er meer gezeid. Huisman, die door de echte banden, Aen een weêrhelft zyt verkleeft, Blyft het innig vuer niet branden, Dat u eens vereenigd heeft! Zou uw gade uw naem bevlekken! Nam uw rampspoed reeds begin: Echter, des al niet te min, Hy zal u ten gids verstrekken, Werd ge zelfs al eens verleid. Ziet wat dient er meer gezeid. Trouwe staetsman, ievrig Christen, Maek hy zynen medemensch, Schuw voor oneer, bang voor twisten, En bevredigd aller wensch. Geen, die door 's mans werk te lezen, Niet in deugd en wysheid win! Echter, des al niet te min, Heeft de mode 't soms verwezen. Ach! wat onregtvaerdigheid! Ziet wat dient er meer gezeid. Over ruim twee honderd jaren Leefde en leerde vader Cats; Vlaend'ren blyf zyn boek bewaren, 't Is den lande eene tonne schats, Hoe verblinding 't moog verwyzen, En heur loozen valstrik spin; Echter, des al niet te min, Blyven 't alle braven pryzen En die winnen eenmael 't pleit: Ziet wat dient er meer gezeid. Vorige Volgende