niet geweest. Het maakte me bij voorbaat onrustig op die plaatsen te komen, waar mijn eigenlijke depressie begonnen was.
Want al had ik een eindeloos verslag gedaan van alle gebeurtenissen, over de consekwenties van Marina's vertrek had ik tot dusver gezwegen. Ik voelde me er nog steeds onzeker door, zodat ik juist het allerbelangrijkste niet aanroerde.
Toen vroeg Aldert op een morgen: ‘Wat zou je nu nog graag ondernemen, Hanneke? Lokt een weekje samen naar Bonaire je?’
Eigenlijk had ik daar helemaal geen zin in, maar omdat ik vermoedde dat hij er zelf nog graag een kijkje nam, aarzelde ik met antwoorden.
‘Kom op, spit it out, baby.’
‘Als jij het plan eens maakte?’ schoof ik het probleem van me af.
‘Geen sprake van. Jij bedenkt iets en ik hol als een hondje achter je aan.’
‘Je maakt wel een walgelijke egoïst van me. Maar goed, als ik dan kiezen mag, dan zou ik zo verschrikkelijk graag heel gauw naar huis willen.’
Zijn reactie was een verrassing. ‘Lieverd, een betere suggestie zou ik niet hebben kunnen maken.’
Nog diezelfde ochtend regelde hij onze reis, na drie dagen zouden we al vertrekken;
Toen kon ik er niet langer onderuit en moest ik de onvertelde rest van mijn diepste emoties vertellen. Het was even een verleiding in te gaan op het plan om nog een keer uitgebreid te winkelen.
‘We moeten toch ook nog iets moois voor je kopen,’ vond Aldert.
‘Misschien - als er tijd over is. Want er zijn nog twee plaatsen waar ik graag met je naar toe wil.’
Hij keek me onderzoekend en lief aan, maar ik sloeg mijn ogen neer - hij hoefde mijn onrust niet te zien. ‘Voor mij hoeft het niet,’ zei hij. ‘Je moet goed weten