camouflage een verpleegsterskap via mij, zij lééfde, ze deed iets. Kuren is geen grap. Het woord tuberculoze werd nooit genoemd, ik had een nierinfectie - dat klonk minder afschuwelijk, minder gênant, minder armoedig.
Marina kwam niet dikwijls op ziekenbezoek. Keerde ze zich toen al van me af of was ze bang voor besmetting?
Na een paar maanden werd ze gepakt. Alarmerend bericht. Zij was de eerste in onze naaste omgeving die uitviel. We werden voorzichtiger, maakten een schuilplaats waar konsekwent iedere avond bezwarende dingen in werden opgeborgen. Het haar van het joodse meisje dat bij ons in huis was, werd weer regelmatiger bijgebleekt. We waren bang dat Marina zou doorslaan en beperkten de risico's zoveel mogelijk.
Op dezelfde etage waar ik ziek lag, woonde ook nog een joodse familie bij ons in. Ze hadden goede papieren en waren zogenaamd evacuees. Ze moeten een vreselijke tijd gehad hebben op dat kleine kamertje met z'n vieren. Ze sliepen op zolder. Iedere avond togen ze daar in optocht heen, elk met een eigen pot. ‘Mirjam - je po.
David - je po.
Vader - onze po.’ Het dagelijkse ritueel onder leiding van de moeder.
Iedere avond knorde de heer des huizes dan: ‘Niet Mirjam, niet David, Ada en Wouter, dat weet je toch.’ Ze wist dat wel, natuurlijk, maar ze veroorloofde zich eenmaal per dag de vrijheid van het noemen der eigen namen.
Op een avond was er luidruchtig verschil van mening geweest. Zonder dat ik wist waarover het ging, vond ik dat ze onredelijk waren. Kabaal, herrie was altijd stom, zeker 's avonds na spertijd als het buiten stil was. Als ze nu hun bek maar houden, dacht ik, want ik was moe en wilde slapen.