14 februari 1946
Je kunt je nòg zo instellen op regelmatig en onverstoord afwerken van wat aan de orde is, hetzij voor een ander of voor jezelf, toch, als je meent even aan je eigen werk te kunnen toekomen en je moet het dan weer laten rusten en je aandacht bij iets anders bepalen, onderga je weer die kleine maar hevige pijn. Men heeft dan blijkbaar al iets van het hart halverwege uitgegeven, als men merkt dat deze onwillekeurige concentratie vergeefs is geweest.
God neemt uit het zijne; wat een troost te bedenken dat het onze het zijne kan zijn.
Er is kritiek die moet worden gezien tegen de achtergrond van een verzwegen erkenning, ja bewondering.
Iets voor een ander doen, alleen daarom en zonder kabaal, is toch iets dat men pas op latere leeftijd leert.
Schrijvers zijn goede opmerkers, die zich echter als zodanig lang niet altijd verraden. Men merkt het niet zo vaak aan hen dat ze scherp observeren. Maar soms, aan een zijdelingse blik of gezegde, wordt het plotseling duidelijk.