5 februari 1945
Het is niet verwonderlijk dat literatoren van eenzelfde generatie, als ze oud worden, elkaar nader komen: museumstukken van eenzelfde periode komen vanzelf bij elkaar te staan. Ik denk hier bijvoorbeeld aan ontmoetingen van Van Deyssel, Couperus en Kloos bij bepaalde gelegenheden, zoals jubilea.
Gelezen Henri van Boovens levensbeschrijving van Couperus. Slecht proza, dat afbreuk doet aan ons crediet voor Van Boovens verering. ‘Haagse stijl’, waarvan men een nog minder uitstaanbare uitloper vinden kan bij Ivans. Couperus is me vreemd gebleven; er is weinig of niets in zijn figuur dat me trekt of in goede zin prikkelt. Zijn trouw aan zijn werk en aan de kranten waarvoor hij schreef is prachtig en dat hij zich zo geheel van kritische arbeid wist vrij te houden, vind ik bewonderenswaardig!
Bij het in aanraking komen met mooie kunst - ik hoorde zoëven enkele maten Chopin - tegenwoordig altijd dat gevoel van rouw, alsof we pijnlijk aan een sterven herinnerd worden door dingen in handen te krijgen die aan de overledene hebben toebehoord. Het behoort alles tot de cultuurwereld van vóór de oorlog, die dodelijk gewond is, zieltoogt of misschien reeds is gestorven.