Ten besluite
Hiermee heeft dit min of meer improvisatorisch opgezet stuk zichzelf ten einde geschreven, gelukkig zonder peroratie en, naar ik hoop, ook zonder anticlimax. Zoals gezegd: het is een ontboezeming (gezellig ouderwets woord) en geen verhandeling; ik heb mijn gedachten de vrije loop gelaten. Vandaar het ontbreken van al te precieze verwijzingen en noten, om de aandacht niet af te leiden van de centrale overtuigingen waaromheen het opstel zich beweegt. Vandaar ook een zekere distantie van de onwrikbare kerkelijke standpunten, om in de botsingen tussen de mannen-en-paarden niet aanstonds onder de voet te worden gelopen.
Het lijkt mij overbodig aan het slot een samenvatting van het voorafgaande te geven: men kan een auto tot een blok schroot samenpersen, maar dan rijdt hij niet meer. Eén ding geeft me voldoening: ik gevoel tegenover geen mens ook maar enige rancune; wat ik bestrijd zijn houdingen en toestanden.
Dit stuk is uit nood geschreven. De aanleiding kwam van buiten af: een verzoek om te spreken over Modern Calvinisme. De trilling die dit schot-in-de-roos teweegbracht, is nog niet helemaal uitgewerkt. Maar het wordt tijd voor een laatste woord. En wat