Het oude koffyhuis, of De Haagsche Mercuur gehekelt, door Pasquin, Juvenalis, en Mercurius
(1712)–Jacob van Rijndorp– Auteursrechtvrij
[pagina 45]
| |
En gy, gy zoekt niet als krakeelen;
Dit is alleen maar uwe wens,
O misdracht van een haatlyk mensch.
Al uw gewaande en valsse namen,
Die aan uw schriften recht betamen,
Zult gy in 't kort verydelt zien.
Wy zyn die God, die u gebien,
Om noit na dezen op te halen
Myn naam om yder een te smalen.
De straf is u alreeds bereid.
En laat uw hert van dankbaarheid,
Met innerlyk en groot genoegen,
Niet uit een dwang zich daar na voegen,
Als gy de straffe hebt geleen
Door u bereid aan 't algemeen,
Waar door gy alle zocht te plagen,
Hier nu kond met geduld verdragen,
Zal 's hemels gramschap op myn beê
Veel licht u geven volle vreê.
Zyn roe, wanneer die straft op d'aarden,
Kent in zyn schepzel noch de waarden.
Vergrypt ge u wederom zo grof,
Dees roe verbryzelt u tot stof.
Ik zal in de afgrond u doen quellen,
Met uw ontaarde metgezellen,
Maar zo gy u tot ons bekeert,
Zal namaals zyn uw naam vereerd,
Met Juvenalis, zo verheven,
Daar Bokalyn u d'eer zal geven,
En brengen u in volle gloor,
By God Apollo ten gehoor,
Omheint van negen Zang-Godinnen,
Die u voor altoos zullen minnen,
Des draag nu met geduld uw straf,
En staa voortaan van misdaan af.
Daar zyn geen haatlyker bedryven,
| |
[pagina 46]
| |
Als iets op imands naam te schryven,
Waar door dat noch een vroom geslacht,
By uwe wereld word verdacht.
na boven.
|
|