De eindeloze jaren zestig
(1995)–Hans Righart– Auteursrechtelijk beschermdGeschiedenis van een generatieconflict
3 Het epicentrum komt tot rustVan Apeldoorn naar KralingenTegelijk begonnen de jongeren ouder te worden, naarmate zij meer de politiek binnengezogen werden. Met de politisering van hun generatieprotest ontstond een trait d'union tussen ouders en kinderen. Dat was de reden waarom Provo in feite kapot ging aan de politiek; het had tot dan toe het politieke bedrijf alleen maar geparodieerd als iets grijs, ouds, ernstigs en slaapverwekkends. De socioloog Van Doorn had het | |
[pagina 263]
| |
goed gezien in zijn bijdrage aan het rapport van de commissie-Enschedé: Provo sterft, zodra men zichzelf ernstig gaat nemen. Hitweek op zijn beurt probeerde zich (vergeefs!) zo ver mogelijk van de politiek te houden, omdat een politiek engagement absoluut niet paste in het hedonistisch-romantische jongerenvertoog, waarvan ook het dwarse jongerenblad een exponent was. Opvolger Aloha schuwde een links engagement niet, maar moest de omarming van de politiek, net als Provo, met een langzame wurgdood bekopen. Het generatieprotest liet zich nu eenmaal nauwelijks in politieke termen ukdrukken, niet alleen omdat de contouren van de tegenstanders langzaam begonnen te vervagen, maar vooral omdat de generatiestrijd zich langs een heel andere frontlijn had afgespeeld dan de strijd voor een socialistische, communistische of anarchistische maatschappij. En om die reden beroofde de jeugdcultuur van de jaren zestig zichzelf van haar identiteit door voor de politiek te kiezen. Hoe was nu die politisering ontstaan? Voor een deel viel zij te herleiden tot een internationale factor, namelijk de escalatie van de oorlog in Vietnam. Voor een deel ook kwam zij voort uit toevallige en specifiek Nederlandse omstandigheden. Wanneer prinses Beatrix in plaats van op een Duitser met geboortejaar 1927 verliefd was geworden op een Engelse aristocraat van onbesproken gedrag, en niet in Amsterdam maar in Den Haag of Baarn was getrouwd, dan hadden de antimonarchistische sentimenten, die zich nu opeens aan Provo hechtten, veel minder kans gekregen. Maar behalve aan de grillen van Amor moet de politisering ook toegeschreven worden aan de verkramptheid en hardheid waarmee het gezag gereageerd had op de ludieke manifestaties van de jongerencultuur. De reactie - sabels en gummilatten - stond in feite in geen enkele verhouding tot de uitdaging - krenten en carnavalesk gedrag - , maar zij kwam voort uit een gevoel van ernstige bedreiging en onzekerheid. Die hardhandigheid accentueerde de ongelijke machtsverhoudingen tussen het politiek en bestuurlijk establishment enerzijds en de aanstormende jongeren anderzijds. Daardoor werd het politieke crisisbewustzijn van de ouderen overgedragen op de jongeren; het werd er bijna letterlijk ingetimmerd. Het crisisgevoel dat zich na de Kamerverkiezingen van 1967 in volle hevigheid manifesteerde, schiep ook nieuwe ruimte in het politieke spectrum; het succes van d'66 en Nieuw Links en later van de ppr vormen daar het bewijs van. Een aantal jongeren liet zich zonder tegenwerking dat vacuüm binnenzuigen. Anderen wendden zich af van die in hun ogen banale werke- | |
[pagina 264]
| |
lijkheid en vluchtten in de mystiek van reizen en meditatie, de roes van drugs en/of seks, of gingen gewoon voor anker in een duurzame relatie, al of niet geconsolideerd door een boterbriefje, kinderen en een vaste betrekking. Jong zijn is nu eenmaal per definitie een tijdelijke status en de babyboomers begonnen een jaartje ouder te worden. En was er niet heel veel bereikt? Was jong zijn zo langzamerhand niet erkend als een soort intrinsieke kwaliteit? Was de beginnende democratisering en de medezeggenschap op scholen (de leerlingenparlementen) en universiteiten daar niet het bewijs van? En was er zo langzamerhand niet ‘een eigen alles voor iedereen’, zoals Marjolein Kuysten het genoemd had? Hitweek was de drijvende kracht geweest achter de opening van het Kosmies Ontspannings Sentrum ‘Provadya?’Ga naar eind13, vanaf februari 1968 omgedoopt in Paradiso.Ga naar eind14 In dezelfde tijd ontstond ook jongerencentrum Fantasio. Beide ‘spiegedeliese’ jeugdcentra maakten al snel internationale furore en droegen bij aan Amsterdams reputatie als een vrijplaats voor het wereldhippiedom. Kleinschaliger en intiemer waren de Provadya?-clubs die zich vanaf 1968 als een inktvlek over het hele land verspreidden, tot zelfs in Mill zoals Pieter-Jan Mol zich in zijn artikel over de geschiedenis van Hitweek herinnerde.Ga naar eind15 En dan was er natuurlijk nog de reeks van popfestivals, waar het hippe volkje zich sinds de zomer van 1967 kon amuseren. Deze toogdagen van de tegencultuur droegen kleurrijke titels als ‘Hai in de Rai’, ‘Foe Young Hai’, ‘A Colourful Dream of Happiness’, ‘Flight to Lowlands Paradise’. In juni 1970 kreeg Nederland zijn eigen Woodstock in de vorm van het driedaagse Holland Pop Festival, georganiseerd in het Kralingse Bos in Rotterdam. Het werd, zoals iemand zei ‘een mooie toegift op de zestiger jaren’.Ga naar eind16 Een kleine honderdduizend bezoekers genoten in Kralingen van grote acts als The Byrds, The Jefferson Airplane, Canned Heat, Fairport Convention, Pink Floyd, The Soft Machine, Dr. John the Nighttripper en Country Joe McDonald. Het was in feite een verbeterde versie van Woodstock: de organisatie verliep vlekkeloos, er ging niemand dood (al werd er ook niemand geboren) en op een enkel buitje na was het schitterend weer. Burgemeester Thomassen kwam samen met zijn vrouw en de hond even langs bij de organisatoren en hoofdinspecteur van politie Koster kwam zijn belofte na dat er op het terrein niet gesurveilleerd zou worden. De vier geüniformeerde politieagenten die een oogje in het zeil moesten houden, omschreef Aloha-en Vara-medewerker Koos Zwart als ‘gezellig swingende vogels met | |
[pagina 265]
| |
losse stropdassen’Ga naar eind17. Volgens een op het terrein uitgevoerde enquête gebruikte zo'n zeventig tot tachtig procent van de festivalgangers hasjiesj.Ga naar eind18 Dit druggenot werd niet alleen getolereerd maar ook ‘begeleid’ door het gezag. Samen met zo'n zestig hulpverleners van de Stichting Release zorgde een medisch team onder leiding van een psychiater van de Rotterdamse gg & gd voor de opvang van probleemgevallen, ofte wel de mensen ‘bij wie het roken verkeerd valt’, zoals een verslaggever van Het Parool op haast aandoenlijke wijze aan zijn lezers uitlegde.Ga naar eind19
Er was een lange weg afgelegd sinds de burgemeester van Gouda besloot de bioscoopfilm ‘Rock around the Clock’ zonder geluid te vertonen en verontwaardigde jongelui door de straten van Apeldoorn trokken, terwijl zij ‘Wij wensen rock “n” roll!’ scandeerden. Nu, veertien jaar later, was men eindelijk aangekomen in de permissive society, jong én oud. De reis was voorbij, net als de jaren zestig. | |
De eindeloze jaren zestigVoorbij? Maar hoe bewijs je eigenlijk dat iets voorbij is? Wie zegt dat de jaren zestig in 1970 afgelopen waren? Wat wáren de jaren zestig eigenlijk? In de inleiding van dit boek opperde ik de mogelijkheid van ‘verschillende jaren zestig’, met wellicht verschillende periodiseringen al naar gelang van de sfeer die men bestudeert. En in het eerste hoofdstuk is geprobeerd de veranderingen op politiek, sociaal-economisch en sociaal-cultureel gebied in kaart te brengen. Zo ontstond een beeld van Nederland, dat aan het einde van de jaren vijftig een uiterst wankele balans van traditie en moderniteit vertoonde. Die balans werd verstoord door een dynamische kracht, die zich rond 1960 voelbaar begon te maken. Ik heb het beeld gebruikt van een epicentrum en daarmee bedoelde ik de spanning tussen twee generaties, die beide gevormd waren in zeer verschillende omstandigheden. Beide reageerden daarom ook op een verschillende manier op de maatschappelijke veranderingen waartegenover zij zich geplaatst zagen. De jongeren zochten wanhopig naar een eigen initiatiecultuur; de ouderen begonnen, zonder het zelf in de gaten te hebben, te zagen aan de pijlers van het politiek-maatschappelijk bestel: de verzuiling, een verdeelsysteem dat soberheid, discipline en arbeidszin veronderstelde. Deze dubbele generatiecrisis vormde het epicentrum. Dat epicentrum was rond 1970 tot rust gekomen: de oppositionele | |
[pagina 266]
| |
jeugdcultuur was gedeeltelijk geïntegreerd, gedeeltelijk uit elkaar gevallen; de Vooroorlogse Generatie had door de economische groei en de welvaart dermate sterke culturele veranderingen ondergaan, dat de tegenstelling ten opzichte van hen die na de oorlog geboren waren aanzienlijk aan scherpte inboette. Maar als er verschillende jaren zestig waren, dan moet er ook meer dan één eind zijn geweest. De stuwingen hebben waarschijnlijk een concentrisch patroon gevolgd en het moet lang geduurd hebben voor de buitenste ringen beroerd zijn. Wanneer we die periferie in meer dan één betekenis opvatten - het kan dus zowel om geografische regio's gaan, als om bepaalde godsdienstige groeperingen, of om maatschappelijke sferen, bijvoorbeeld de politiek - , dan is het denkbaar dat daar ‘de jaren zestig’ niet eens zullen beginnen. En voor zover ‘de jaren zestig’ naast een ingewikkelde verstrengeling van modernisering en generatiestrijd ook een taaie mythe zijn, is het einde van de ‘lange’ jaren zestig onvindbaar. Vanuit een mythisch perspectief kan men daarom beter - geheel in de geest van de tijd - spreken van ‘de eindeloze jaren zestig’. De erfenis van die ‘lange’ of ‘eindeloze’ jaren is verspreid terechtgekomen: de sociaal-culturele invloed is ongetwijfeld diepgaand geweest en tot op de dag van vandaag herkenbaar. Een vertaling in politieke termen heeft weliswaar plaatsgevonden, maar ogenschijnlijk niet tot een diepe worteling geleid. Maar daarmee is de nalatenschap van de jaren zestig nog niet volledig beschreven. Er is nog iets anders, misschien wel het pronkstuk van het legaat, en juist dat is zoekgeraakt. Ongrijpbaar, maar meer dan wat ook karakteristiek voor de jaren zestig is de betovering, de waan, de droom, de luidkeels gezongen illusie van ‘we can change the world’ (Graham Nash op de elpee Songs for Beginners uit 1971). Het is het blakende en overrompelende zelfvertrouwen van een generatie die ervan overtuigd was de wereld opnieuw te kunnen laten beginnen, zonder geschiedenis en zonder schuld. Een generatie die zocht naar het zand onder de stenen, naar de verbeelding en naar de macht. Een generatie zonder echte kopzorgen ook, materieel verwend, in vrijheid opgegroeid en geschoold, levend in een betrekkelijk stabiele internationale orde. Men kon zich kortom de weelde veroorloven om de totstandkoming van het aards paradijs op de agenda te zetten. Na deze glanzende fata morgana waren de jaren zeventig en tachtig van een verpletterende business as usual: crisis, werkeloosheid, nucleaire dreiging, van alles en nog wat aan de macht, behalve de verbeelding. De romantisch-utopische visioenen van de Westcoast-pop- | |
[pagina 267]
| |
groepen maakten plaats voor punkmuziek, hard, agressief en illusieloos, of voor de dreun van de discobeat. De dekolonisatie van de burger schrijdt nog altijd voort, maar de nieuw glorende horizon is al lang geleden uit het zicht verdwenen. En in die zin zijn de jaren zestig écht voorbij. |
|